303 dat gebied is behandeld, is een waarborg voor de kwaliteit van het geschreveneenkele hoofdstukken zullen hieronder nader worden besproken. In „Developments in our ideas on image quality for photogram- metry" geeft de auteur, G. C. Brock, een beschrijving van het ver band tussen het scheidend vermogen en de contrastoverdrachts functie. Tot voor enkele jaren werd uitsluitend van de eerste groot heid, aangegeven in een aantal lijnen per mm, gebruik gemaakt om de beeldkwaliteit te karakteriseren. Thans wordt, nog wel niet door de praktische fotogrammetrie, veelal de voorkeur gegeven aan de contrastoverdrachtsfunctie; een methode die gebruik maakt van uit de communicatietechniek overgenomen denkbeelden, zoals fourieranalyse. Een interessante uitkomst van de theorie is bijv. dat het beeld van een enkele lijn, hoe smal deze ook is, altijd een zeker contrast behoudt, dit in tegen stelling tot periodieke patronen waarbij het contrast, bij vergro ting van het aantal perioden per mm, op den duur gelijk aan nul wordt. Het volgende onderdeel „Automation in photogrammetric in struments" door G. L. Hobrough, de ontwerper van de Stereomat, behandelt de ontwikkeling van automatische instrumenten, dwz. instrumenten die een foto zonder hulp van een waarnemer tot een kaart kunnen uitwerken. Vooral dank zij opdrachten van Amerikaanse militaire instanties is de laatste jaren veel vooruitgang geboekt. Relatieve oriëntering en vervaardiging van hoogtelijnenkaarten kunnen nu al automatisch verlopen. Ook differentieel ontschrankte foto's kunnen al automatisch worden vervaardigd, waardoor een meetkundig juiste fotokaart ontstaat, onafhankelijk van hoogte verschillen in het terrein. Het maken van een echte kaart is nog niet mogelijk; een van de problemen is hierbij het identificeren, het herkennen van de op de luchtfoto's voorkomende beeldonderdelen. Hoe interessant de automatische instrumenten ook mogen zijn, voorlopig zullen de „klassieke" apparaten nog het overgrote deel van het werk blijven doen. Twee bijdragen resp. van E. Santoni en Prof. K. schwidefsky zijn dan ook hieraan gewijd. Sinds de opkomst van de elektronische rekenmachines is de analytische fotogrammetrie, waarbij wordt uitgegaan van foto coördinaten die gemeten worden met een comparator, weer actueel geworden. Vandaar dan ook dat drie auteurs over dit onderwerp een bijdrage leverden. Zo geeft Prof. K. Rinner in zijn stuk behalve een aantal alge mene opmerkingen een mathematische formulering van het pro bleem met behulp van de matrixnotatie. Een praktische toepassing zoals die plaats vindt bij de U.S. Coast and Geodetic Survey, wordt beschreven door G. C. Tewinkel. Het ongebruikelijke van deze me thode is dat gemeten wordt met een monocomparatorde punten worden daartoe op alle in aanmerking komende foto's overgedragen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1964 | | pagina 53