6797 6797 Ó34Q bujq 45679 cursief! romein! Iedere technicus die te maken heeft met de beschrijving van kaarten, weet, dat een aantal overigens stuk voor stuk mooie cijfers nog geen mooi en goed leesbaar getal behoeft te vormen. Dit ligt aan de optische schrijfrichting en aan de optische onderlinge grootte. Het is een bekend verschijnsel, dat ons oog anders ziet dan we menen te zien. We kennen allen het figuurtje van de twee evenwijdige lijnen gesneden door een aantal schuine lijnen, waardoor het oog de lijnen naar elkaar toe ziet lopen. Zo schijnt ook een ronde vorm van bepaalde grootte kleiner dan een rechte vorm van dezelfde grootte. Ongelukkigerwijs lijkt men daar ook bij deze cijfers geen rekening mee te hebben gehouden. (Zie bijv. NEN 3094 vet schrift cursief 567. De 6 lijkt, of beter is, stukken kleiner.) Dit was ook het geval bij het NENblad 2296, handschrift voor het lager onderwijs, waardoor we, hoe normalisatie-minded we bij het kadaster ook zijn, deze cijfers niet als perceelnummers op de plans kunnen gebruiken. Bijv. Duidelijk zijn de zes en de negen in het eerste getal veel te groot. Voor het verschil in richting het volgende voorbeeld. Het mag dan waar zijn, dat letters en cijfers in combinatie ge bruikt, zoals in formules, onduidelijkheden opleveren, zoals het altijd aangehaalde 1/111, in de praktijk valt dit wel mee. Hetzelfde wordt gezegd bij een sectieletter en bladnummer I 1, doch in zo'n geval lijkt mij een onduidelijk kromminkje ook onvoldoende. Bij het aanleren van schrift voor het beschrijven van plans blijkt het bij de opleiding van tekenaars de juiste weg te zijn zich bij één type te houden. Zowel romein als cursief zoveel mogelijk dezelfde lettervoimen en verhoudingen. Deze moeten zowel groot (bijv. met redispen nr. 2: kapitaal=i6 mm, onderkast=io mm) als in draad schrift (kapitaal=2| mm, onderkast i| mm) geschreven en 32 7

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1964 | | pagina 77