Constateert de machine deze fouten dan rekent zij niet verder.
De volgorde der kaarten moet worden verbeterd of de onder ib
genoemde fouten dienen te worden hersteld.
2. Fouten die gemaakt zijn in de polygoon- en detailkaarten, waar
van er enige worden genoemd
a. berekening van een oriëntering mislukt, bijv. omdat de
nummering van de standplaatsen (polygoonpunten) niet
volgens het voorschrift van laag naar hoog oploopt; de sor
tering van de polygoonkaart is derhalve foutief gebeurd
b. er komt een verkeerd netnummer voor in de polygoon- of
detailkaart
c. het algebraïsche teken van de helling is fout
d. het standplaatsnummer van de detailkaart is niet gelijk aan
dat van de laatst gelezen polygoonkaart; de detailkaarten
die de resultaten van de detailmeting in bijv. polygoonpunt
34 vastleggen, moeten bij de sortering direct na polygoonpunt
34 zijn tussengevoegd;
e. enz.
Een tiental van dergelijke fouten kan worden opgespoord. Deze
fouten worden uitgeschreven op een aan de rekenautomaat gekop
pelde schrijfmachine. De berekening gaat echter door. Men kan uit
de opgave van de fouten zien welke gegevens men als foutloos
kan beschouwen en welke moeten worden overgerekend, nadat de
fouten in de ponskaarten zijn hersteld.
De berekende grootheden zijn de lengten, de hoogteverschillen
en de gewichtscoëfficienten. De laatsten worden berekend met de
formule g=>-2xK2. Bij gebruik van een diagramtachymeter is K
de vermenigvuldigingsconstante voor de hoogtebepaling; voor de
andere typen instrumenten wordt K=i genomen. Voor elk poly
goon- en detailpunt levert de rekenautomaat een ponskaart, waarin
de oorspronkelijke gegevens en de berekende grootheden zijn
geponst. Deze kaarten leveren het rekenmateriaal voor de uit
voering van het hoofdprogrammawaarmee de x-, y- en z-coördi-
naten der punten worden berekend.
De werkzaamheden verlopen aldus:
1. De rekenautomaat (I.B.M. 1620) leest het op ponskaarten
geponste hoofdprogramma en bergt het op in zijn geheugen.
2. De subroutines (berekening van hulpgrootheden zoals sin, cos,
enz.) worden gelezen.
3. De hoofdkaart (met vermelding van netnummer, instrument
type), de toleransenkaart en de coördinaten van de bekende
punten (eveneens op ponskaarten vermeld) worden gelezen. De
toleransen geven de toelaatbare verschillen tussen heen- en
terugmeting van de lengten, tussen de hoekmetingen in ie en 2e
13