50
en ontvanger afgelegde weg. Daartoe moeten zowel voortplantings-
snelheid als kromming van de afgelegde baan bekend zijn.
De lengte van de afgelegde weg is de feitelijke maatstaf waar
mede gemeten wordt.
Onafhankelijk van hun golflengte planten alle elektro-magnetische
trillingen zich in vacuüm rechtlijnig voort met een onveranderlijke
snelheid c 299 792,5 km/s. De standaardafwijking waarmede
deze fysische constante bepaald is kunnen worden is ca. 0,4 km/s,
zijnde 1 op 750 000.
Bij alle toepassingen op of nabij de aarde geschiedt de propagatie
door de aardse atmosfeer en nabij het aardoppervlak. Door velerlei
oorzaken treden dan min of meer grote onzekerheden op in de
lengte van de afgelegde weg en daardoor in de feitelijke maatstaf
die gebruikt wordt om de metingen tot terrestrische afstanden te
herleiden; in zeer extreme gevallen kan die onzekerheid oplopen
tot 1 op 300. Onder de allergunstigste omstandigheden kan de
onzekerheid in de voortplantingssnelheid V geschat worden op
1 600 000, zodat de soms in de litteratuur voorkomende claims
van met bepaalde systemen tot op 10-6 of nog beter gemeten af
standen alleen al daarom niet juist kunnen zijn.
De voornaamste verschillen van aardse propagatie met de
eenvoudige voortplantingswetten in vacuüm zijn:
a) De voortplanting is niet rechtlijnig.
b) De voortplantingssnelheid V is kleiner dan c.
De grootte van deze anomalieën is op een ingewikkelde en
gecorreleerde wijze hoofdzakelijk afhankelijk van:
1) De golflengte.
2) De samenstelling van de atmosfeer.
3) De diëlektrische constanten van de atmosfeer en van het aard
oppervlak.
4) Het elektrisch geleidingsvermogen van het aardoppervlak.
De voortplantingswetten zijn buitengewoon gecompliceerd en
de beschikbare tijd laat niet toe er ook maar enigszins uitvoerig
op in te gaan. Vermeld zij slechts dat het elektrisch geleidings
vermogen a voor de meest gebruikte (en om andere redenen meest
geschikte) golflengten de grootste bron van onzekerheid in V
vormt in alle gevallen waarin de propagatie plaats heeft over land
in die gevallen is a zelden met redelijke nauwkeurigheid bekend.
Voor zeewater daarentegen is er nauwkeurig bekend en onder
verschillende omstandigheden nagenoeg niet variabel. De nauw
keurigste resultaten kunnen dan ook bereikt worden met plaats
bepaling op zee ten opzichte van zenders die zodanig kunnen
worden opgesteld dat alle propagatiewegen over zee lopen of
althans over zo klein mogelijke afstanden over landtrajecten met
een zo goed mogelijk geleidingsvermogen, zoals bijv. het Neder
landse polderland.
De herleiding m.b.v. V van de metingen tot terrestrische afstan-