den gaat er van uit dat de gewenste informatie wordt overgebracht langs de directe weg, zijnde voor plaatsbepaling nabij het aard oppervlak de zgn. grondgolf. Golven met een lengte van meer dan ongeveer i meter worden echter bovendien en vooral des nachts gereflecteerd door de geïoni seerde lagen op hoogten tussen 70 en 350 kilometer. Voor radio plaatsbepaling is dit een ongunstige eigenschap, omdat deze ruimtegolf onstabiel is en omdat de meeste ontvangers niet in staat zijn onderscheid te maken tussen de langs beide wegen binnenkomende informatie. Het gevolg is dat de ontvanger de onstabiele resultante van beide meet en geen juist gegeven levert voor de gezochte directe afstand. Het lange afstands-bereik van vrijwel alle precisie-systemen is daardoor beperkt tot de daguren, uitgezonderd tot op afstanden van enkele of meerdere tientallen van kilometers, waarop ook des nachts het effect verwaarloosbaar klein blijft. Reflecties tegen terreinvoorwerpen kunnen eveneens een bron zijn van verstoring van de gewenste informatie. Een vuistregel is dat zij optreden tegen objecten waarvan de afmetingen groter zijn dan de golflengte. Aangezien kleine terreinobjecten veelvuldiger voorkomen dan grote, vormen aardse reflecties een groter probleem voor korte dan voor lange golven. Men dient er dus steeds naar te streven de zenders zodanig op te stellen dat dit soort verstoringen geheel of zoveel mogelijk wordt vermeden. Variaties in meteorologische omstandigheden hebben een grotere invloed op V naarmate de golflengte korter is, zodat middelbare en lange golven ook in dit opzicht in het voordeel zijn. De baankromming is een gevolg van refractie in de atmosfeer. Voor kilometergolven kan de baan benaderd worden door een cirkelboog met een kromtestraal van ongeveer i£ maal de aard- straal en voor centimetergolven van circa 7 maal de aardstraal. Voor het nabij het aardoppervlak via de grondgolf overbruggen van grote afstanden is men dus aangewezen op het gebruik van lange, of tenminste middelbare golven. Een zeer ernstige bron van verstoring van de gewenste informatie is de steeds rumw^-dg^ ntmrvafrrigi 1iH mie, welke mvermijdelijk eveneens in de ontvanger binnentreedt. Het zal duidelijk zijn, dat een betrouwbare werking van de ontvanger slechts mogelijk is als de signaalsterkte van de gewenste informatie in een voldoend grote verhouding staat tot die van de atmosferische ruis. Aangezien dit een fysisch verschijnsel is, waarvan de sterkte niet verminderd kan worden en aangezien de sterkte van het gewenste signaal kwadratisch afneemt met de afstand, is een zeker zendvermogen nodig om op de maximaal gewenste afstand nog een voldoend grote verhouding gewenst tot ongewenst signaal te kunnen bereiken. In de tropen is het atmosferische ruisniveau veel hoger dan in de gematigde luchtstreken, zodat daar aanzienlijk 5i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 53