6
van de „mark-sensing" kaart (M.S.-kaart) en de samenstelling van
het rekenprogramma nauw met elkaar samenhangen. Gaarne dank
ik hier deze medewerkers voor de aangename en efficiënte wijze van
samenwerken.
Codering der punten (zie figuur i)
Bij de nummering van en de meting op polygoonpunten moet er
rekening mee worden gehouden dat het rekenprogramma zo is
ingericht, dat de berekening van de polygoon plaats vindt van het
laagst naar het hoogst genummerde punt toe. Heeft men een net
van polygonen dan moet de meting zo worden opgezet dat de
laagstgenummerde punten ook het eerst berekend kunnen worden.
Dit wil dus zeggen dat polygoon 21-29 moet worden berekend vóór
polygoon 31-39, maar ook dat de berekening van punt 22 vooraf
gaat aan die van punt 23, enz. Het eerste en het laatste punt van
een polygoon worden genummerd met een getal dat resp. op 1 en 9
eindigt. Bijv. 31, 32, 33, 34, 35 en 39. Zou deze veelhoek 12 hoek
punten tellen, dan wordt genummerd 38, 39, 40, 41, 49. Doet
punt 33 dienst als beginpunt van een zijpolygoon, dan ontvangt het
een equivalentienummer, bijv. 61; is punt 33 tevens eindpunt
van een andere zijtak, dan geldt hiervoor een ander nummer, bijv.
49, of nummer 33=49=61 (zie figuur 1). In één net kunnen de
polygoonpunten tot 699 worden genummerd. De detailpunten
worden per standplaats (polygoonpunt) in 3 series (I, II en III),
elk van 39 punten (zie figuur 4) genummerd.
7
27
Fig. i