101
weer verschijnen van de topografische kaart i 50 000 zijn toe
gepast. Ik moet u zeggen dat ik voor dit hand- en hoofdwerk een
grote bewondering heb, maar het gaarne aan cartografen overlaat
cm hierover met verstand van zaken te spreken.
De geodeet ziet in hem dan ook gaarne een bewonderenswaardig
vakman. In 1864 werd door de generale staf opdracht gegeven, van
bepaalde militair belangrijke gedeelten van het land, zo bijvoor
beeld de IJssellinie, geheime kaarten 1 25 000 te maken. Deze
schaal vereist echter een nauwkeuriger ligging der details en zo
werd dan ook in 1880 overgegaan tot betere wijze van aansluiting
van gemeentesgewijze opgemeten kadastrale kaarten. Zo kwam voor
het gehele land tot stand de chromotopografische kaart 1 25 000,
een kaart die niet slechts militaire, maar vooral ook maatschappe
lijke betekenis had.
Op dit moment wil ik er op wijzen dat het topografische bureau
zowel de geodetische grondslag als de cartografische afwerking
verzorgde. De geodetische rol die de kadastrale kaart daarbij speel
de was bijkomstig. Het had zoveel beter kunnen zijn als de Minister
der Ontvangsten had ingezien welke grote voordelen verbonden zijn
aan het opnemen van alle kaartwerk, dus ook de kadastrale kaart,
in één landelijke meetkundige grondslag. Hoe veel meer zouden dan
zijn ontvangsten de uitgaven te boven zijn gegaan.
Het zal u opgevallen zijn dat de oorspronkelijke illusie van
Krayenhoff zijn driehoeksmeting mede dienstbaar te maken aan
de vaststelling van de lengte-eenheid, niet in vervulling is gegaan.
Slechts militaire en maatschappelijke behoeften werden door zijn
driehoeksmeting gediend. Een daarvan wil ik in het bijzonder
noemen, nl. het vervaardigen van de rivierkaart op schaal 1 10 000.
In 1810 werd begonnen. De Krayenhoffsc driehoeksmeting werd
als meetkundige grondslag gekozen, de kaartering geschiedde in
bonneprojectie, voorwaar een teken van de vooruitziende blik van
het technisch georiënteerde waterstaatsbeleid.
Hoe belangrijk de Krayenhoffsc driehoeksmeting ook was, aan
de steeds toenemende nauwkeurigheidseisen kon niet worden vol
daan. In 1861 werd de Nederlandse regering door de Pruisische ver
zocht haar bijdrage te leveren tot de Middeneuropese graadmeting.
Het net van Krayenhoff kon aan de gestelde nauwkeurigheids-
eisen niet voldoen. In 1866 werd door Dr. Stamkart met een nieuwe
driehoeksmeting begonnen. Maar de op verzoek van de Koninklijke
Akademie voor Wetenschappen ingestelde Rijkscommissie voor
Graadmeting en Waterpassing achtte deze meting onvoldoende
nauwkeurig, zodat in 1888 onder leiding van deze Commissie door
Dr. Schols begonnen werd met het opnieuw verrichten der hoek
metingen. In 1909 werden de coördinaten van de hoofdpunten ge
publiceerd en in 1929 die van de secundaire punten.
De kaartering geschiedde in de stereografische projectie. Als
oorsprong van het rechthoekige coördinatenstelsel werd gekozen, de
Onzelievevrouwentoren van Amersfoort. Het gebruik van het