78 in hun meest verreikende en gruwelijkste problematiek met elkaar geconfronteerd. Hier ontmoet men ook de vraag naar de verhouding tussen kracht en invloed van de algemene strekking in de wereld ontwikkeling en die van de activiteit van personen of groepen. Dat men al te gemakkelijk de neiging heeft de laatste te overschatten, lijkt mij duidelijk en heb ik ruimschoots ervaren. Gaat het bij de vraagstelling naar deze betrekking alleen om materiële zaken Kennelijk niet alleen. Dat element kan ons niet een volledige verklaring geven voor bijv. de verschillen in de toe stand van de maatschappij vóór en na de tweede wereldoorlog. Vóór 1940 was Nederland eigenlijk een rijk land, nu hebben wij in die oorlog 22 miljard oorlogsschade geleden en is het koloniale rijk als zodanig verloren gegaan. Dat die vergelijking van rijkdom vroe ger en armoede nu niet helemaal klopt, moge ik illustreren met een paar kleine feiten uit mijn eigen leven. Toen ik in de jaren dertig aan Curatoren vroeg in de serre van mijn ambtswoning één radiator te plaatsen en aan te sluiten op de stoomverwarming van het Geodesie- gcbouw, kwam de secretaris van Curatoren, Jhr. Strik van Lin- schoten in hoogsteigen persoon de situatie opnemen. Ik heb verder in het Geodesiegebouw nooit meer dan één secretaresse gehad, die dan bovendien nog betaald werd door de Meetkundige dienst van

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 4