128 De Topografische dienst van heden, in zijn huidige organisatie vorm, is als zodanig in het grootste deel van deze 150-jarige historie niet terug te vinden. Deze dateert pas van 1932, toen de twee diensten welke toen bestonden, t.w. de Militaire verkenningen en de Topographische inrichting, werden samengevoegd. Hiervan was de eerste een zuiver militaire instelling met als taak het verrichten van verkenningen in het terrein, de tweede een burgerinstelling, wel behorend tot het Ministerie van Oorlog, welke tot taak had het graveren en drukken van de kaart. Zonder afbreuk te doen aan de waarde van de Topographische inrichting mag toch worden gesteld, zeker bezien in het licht van die tijd, dat de dienst van de Militaire verkenningen als belang rijkste gold. Daarom is ook de stichtingsdatum hiervan aange houden als datum voor de herdenking van dit 150-jarig bestaan. De Topographische inrichting daarentegen dateert officieel van 1818 bij de uitvaardiging van het Koninklijk Besluit no. 67, doch praktisch van 1823. Hierop wordt nog nader teruggekomen. De dienst van de Militaire verkenningen is gesticht op 18 februari 1815, toen de Souvereine Vorst, de latere Koning Willem I, zijn Souverein Besluit no. 108 uitvaardigde. Als oorspronkelijke doelstelling gold primair het verzamelen van militaire inlichtingen, speciaal in die gebieden waar een eventuele toekomstige oorlog kon worden verwacht, en secondair het maken van een kaart. De verkenningen werden het eerst verricht, nl. van 1816 tot 1830, in de Zuidelijke Nederlanden. Deze militaire in lichtingen betroffen een „mémoire descriptif et statistique" en een „mémoire historique". De eerste was een beschrijving van de landstreek, zowel naar alle facetten van de topografie als naar de verschillende administratieve indelingen. Bovendien moesten de versterkte steden en forten nauw keurig worden beschreven. Van de overige steden en dorpen moesten o.a. worden vastgelegd de mogelijkheden van kazernering, het aantal inwoners, het aantal huizen, schuren, smidsen, bakkerijen e.d.allemaal objecten van belang voor de vroegere oorlogsvoering. De „mémoire historique" was een verhandeling over de eventuele oorlogen of veldslagen, welke vroeger in het bewuste terrein waren gevoerd, met de aantekeningen er bijwaarom die oorlogshandeling goed of slecht was verlopen en indien dit laatste het geval was, of de terreinkeuze wel juist was geweest. Bij deze gegevens behoorde ook een kaart om de inlichtingen nader te kunnen oriënteren. Van deze tijd zijn prachtige manu scripten op schaal 1 25 000 bewaard gebleven, die echter nooit in druk zijn verschenen. Toen in 1830 de Belgische opstand uitbrak, werden de officieren van de Militaire verkenningen gedirigeerd naar het veldleger en moest de toenmalige directeur, de kolonel Van Gorkum, zijn bureau in Gent snel overbrengen naar meer veilige gebieden. Hij vestigde zich te Leiden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 54