ging in de jaren twintig door, zij het met een aantal uitzonderingen.
Ik denk nog met grote erkentelijkheid aan de publikaties van de
landmeter W. Smit, aan Mr. Iwema en vooral aan Tienstra met
wie ik in het begin van 1930 in Amsterdam in aanraking kwam,
waar hij hoofd van de landmeetkundige dienst van het Kadaster
was en ik door de gemeente Amsterdam was uitgenodigd een advies
uit te brengen over de inrichting van een gemeentelijke landmeet
kundige dienst. In het bijzonder noem ik in dit verband de land
meter van het Kadaster in Hoorn, J. G. Fortuin, die ik leerde
kennen en waarderen bij de metingen voor de Rijksweg Amsterdam-
Lambertschaag in 1927 en '28, een landmeetkundig werk dat model
heeft gestaan voor alle verdere opmetingen voor de Rijkswaterstaat
van dezelfde aard. Op voorstel van de man, aan wie ik ook verder in
mijn leven veel te danken heb, nl. Ir. W. F. Stoel, toen Hoofd
ingenieur-directeur van de Algemene dienst, gaf Dr. Ringers als
Directeur-generaal van de Rijkswaterstaat de machtiging tot stich
ting van de Meetkundige dienst van de Rijkswaterstaat met over
name van het complete Geodetisch Bureau. Zo kwam ik in 1931
onder hetzelfde motto als waaronder ik in 1923 uit het opmetings-
werk van de Rijkswaterstaat door het Kadaster overbodig was
gemaakt, nl. voorkomen van dubbele opmeting, bij de Rijkswater
staat terug, doch nu tezamen met de Kadasterlandmeter Fortuin,
nadat Ir. J. H. van der Burgt ons door zijn opdracht aan het
Geodetisch Bureau de kans had gegeven op de Rijksweg Amster-
dam-Lambertschaag te tonen hoe men dit doel het best kon bereiken.
Dat de Meetkundige dienst in zijn opzet in die eerste jaren is ge
slaagd, komt voor een deel omdat de tijd er als het ware rijp voor
was geworden. Doch ook door het begrip dat aan kadastrale zijde
bestond voor deze ontwikkeling bij het hoofd van deze dienst
Mr. Iwema, met wie de regeling tot samenwerking werd ontworpen.
Vooral echter de landmeter J. H. Sanders, die hoofd van het
Bureau Samenwerking in Utrecht werd, heeft een groot aandeel in
dit welslagen gehad bij de toepassing van dit nieuwe systeem bij
de grote opmeting t.b.v. het Amsterdam-Rijnkanaal, die in 1931
begon. Menige middelbare kracht die nu in de landmeetkundige
wereld in Nederland een eervolle en nuttige plaats inneemt, zal met
erkentelijkheid aan de goede lessen van Sanders denken. De Meet
kundige dienst heeft, zowel in technische zin als door deze syste
matische samenwerking met het Kadaster, een grote en zeer
gunstige invloed op de beoefening van de landmeetkunde in de
technische sfeer in ons land uitgeoefend.
Ik heb hierover niet alleen uitgewijd vanwege de velen uit mijn
gehoor die bij dit alles nauw betrokken zijn geweest, maar ook om
een voorbeeld te geven van de moeilijkheden en het betrekkelijke
trage tempo waarin zulk een logische ontwikkeling zich voltrekt.
Deze eenvoudige zaak van de opkomst van de middelbare kracht
in de landmeetkundige wereld nam toch meer dan 20 jaar tijds.
Dit voorbeeld brengt ons tot die vraag in algemene zin, nl. wat
8i