157
schöpferische Handlungen erforderlich, um der Karte auBer op
timaler Richtigkeit und Vollstandigkeit, Klarheit und Lesbarkeit
„ein Gesicht" zu geben. Diese Kategorien liegen heute weit jenseits
der Fahigkeiten von Automaten; sie sind sicherlich auch mit
Lernprozessen, wie sie den Automaten in naher Zukunft zuganglich
sein werden, noch nicht zu erfüllen.
Wir haben versucht, die Möglichkeiten der Automaten gegen-
über den dem Menschen vorbehaltenen Tatigkeiten in der Ver-
messungstechnik und besonders in der Photogrammatrie nach dem
heutigen Stand der Dinge abzugrenzen. Wir konnten das in dem
gegebenen Rahmen nur in allgemeiner Form tun, ohne auf Einzel-
heiten einzugehen und ohne etwa Kosten- und Organisationsfragen
zu behandeln. Es ist heute schon klar zu sehen, in welchem groBen
MaBe ganz allgemein die vom Menschen geschaffenen Automaten
nicht nur getreue und unermüdliche „Roboter" sind, sondern wie
sie unsere Umwelt, angefangen von den von ihnen erzeugten Kon-
sumgütern bis hinzu den zwischenmenschlichen Beziehungen,
verandern. Man sollte das nicht mit romantischen Deklamationen
zu verschleiern suchen. Unser Fachgebiet ist nur ein kleiner Teil
unserer Umwelt. Auch wenn wir die Automaten nicht lieben, werden
wir ihr weiteres Vordringen nicht aufhalten. Es ist realistischer,
wenn wir uns darauf einstellen, in unserer mit wachsender Ge-
schwindigkeit technischer werdenden Welt „mit Automaten zu
leben".
Litteratuuroverzicht
Dr. ir. G. H. Ligterink, Het stereoscopische ruimtemodel.
(Dissertatie). W. D. Meinema, Delft, 1964.
Op 27 mei 1964 promoveerde Ir. G. H. Ligterink op een proef
schrift getiteld „Het stereoscopische ruimtemodel" tot doctor in
de technische wetenschappen aan de Technische Hogeschool te
Delft. Zijn onderzoek betrof vooral het subjectieve stereoscopische
ruimtemodel,-dat- is het model dat ontstaat door samensmelting
van discongruente netvliesbeelden.
In het objectieve ruimtemodel, gevormd in een uitwerkingsinstru
ment is het mogelijk coördinaten te meten met behulp van meet-
merken; in het subjectieve model, zoals wij dat met een stereoscoop
waarnemen, willen wij echter ook bepaalde verhoudingen schatten
tussen afstanden, horizontaal en verticaal bezien. De vervorming
van het ruimtemodel belet ons dit soms echter: de horizontale en
verticale schaal van het ruimtemodel zijn niet gelijk. Verder lijken
bomen en huizen aan de rand van de foto scheef te staan.
Het doel nu van Ligterinks onderzoek is geweest het irreële
ruimtemodel mathematisch te beschrijven. Dit is vooral voor
geologen van belang.
Aus: Wiss. Zeitschr. der T.U. Dresden, 1964.
