De nauwkeurigheid van een insnijding wordt door Dr. P. Ri- chardus Ph.D. aan een onderzoek onderworpen in [13]. De foutenvoortplanting bij veelhoeken, triangulatie- en trilate- ratiekettingen wordt door Ir. G. J. Husti behandeld in [14]. Dat de berekeningstechniek met behulp van elektronische reken machines ook veranderingen met zich kan brengen in de verkenning van insnijdingen wordt door Ir. T. A. N IE man aangetoond in [15]. Door de inschakeling van deze apparatuur blijkt een grondige bezinning noodzakelijk op de structuur van de meetkundige grond slag. Een uitvoerige studie van Dipl.-Ing. P. Vetterli over het veel- hoeksnet wordt in [16] aangekondigd als een eerste stap in deze richting. Bij de conventionele berekeningsmethoden spelen nomogrammen steeds een belangrijke rol. Een geschiedkundig overzicht over de nomografie wordt door N. D. Haasbroek gegeven in [17]. Een nieuw nomogram voor het uitzetten van cirkelbogen wordt door dezelfde schrijver geïntroduceerd in [18]. Ir. M. Haarsma behandelt in [19] een berekeningswijze en een nomogram voor de bepaling van overgangen bij excentrische opstellingen. Hoogtemeting Door de afdeling Geodesie van de Technische Hogeschool te Delft werd een nieuwe methode van barometrische hoogtemeting beproefd. Het kenmerkende van deze methode is, dat steeds de zelfde drie barometers op verschillende punten in een ongeveer rechte lijn worden afgelezen. (Verticale veelhoeksmeting.) Hierdoor kan met de helling van de niveauvlakken rekening worden gehou den. In de tropen leverde het onderzoek evenwel geen positief resultaat op. De derde nauwkeurigheidswaterpassing in Nederland, die werd gemeten in de jaren 1950-1959, werd vereffend in 1961. Het net bestaat uit 60 trekken met 98 knooppunten. De standaardafwij kingen van de vereffende hoogten in N.A.P. bereiken een waarde van ca. 9 mm aan de randen van het net. In dit net is opgenomen de hydrostatische waterpassing met behulp van de waterspiegel van het bevroren IJsselmeer. Dit meer, met een oppervlakte van ca. 90 X 25 km2, veroorzaakte een tamelijk grote leemte in het Nederlandse waterpasnet van de eerste orde. In de winter van 1962-1963 was het meer bedekt door een ijslaag van ca. 50 cm dikte. Deze omstandigheid werd benut om de hoogteverschillen tussen negen aan het waterpasnet aangesloten punten langs de oevers van het meer te bepalen onder gebruikmaking van de water spiegel. Op deze negen stations werd om de 10 minuten de hoogte van de waterstand in een bijt tot in millimeters afgelezen gedurende een periode van 6 uur. De afdekkende ijskorst en de lage tempera tuur verhinderen het optreden van storende invloeden, die onder normale omstandigheden het gebruik van de waterspiegel onmoge- 162

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 28