163
lijk maken. De waarnemingen werden gecorrigeerd voor de invloed
van verschillen in luchtdruk en voor de aantrekking van zon en
maan.
De resultaten overtroffen de verwachtingen; de standaardaf
wijking van een hoogteverschil tussen twee stations was 2,65 mm.
Een beschrijving van de werkwijze wordt door Ir. A. Waalewijn
gegeven in [20].
Het rapport over de vereffening van het Europese waterpasnet
werd gepubliceerd in 1963. [21].
De hydrostatische waterpassingen met behulp van een loden
buis met een diameter van 10 mm, waarover werd bericht in het
vorige rapport, werden voortgezet. Door het veelvuldig gebruik
is de oorspronkelijke uitrusting zijdelings zodanig platgedrukt dat
ze onbruikbaar werd. De buizen werden daarom vervangen door
nieuwe met een grotere wanddikte (3,5 mm i.p.v. 2,3 mm); de
nieuwe buizen zijn veel beter bestand tegen zijdelingse krachten.
In de verslagperiode werden verschillende overgangen gemeten
tot een maximale lengte van 7,2 km. Hierbij waren een overgang
over de Buitenelbe bij Cuxhaven en de aansluiting van een groot
aantal peilschalen langs de Nederlandse kust. Een beschrijving
der werkzaamheden geeft Ir. A. Waalewijn in [22]. Over de hydro
statische waterpassing Vlieland-Terschelling wordt door G. van
der Houwen bericht in[23]. Men krijgt daaruit een indruk van
de praktische moeilijkheden.
Voor de waterpassing van lagere orde wordt door de verschil
lende diensten en instellingen van een verscheidenheid van in
strumenten gebruik gemaakt, waarbij de voorkeur uitgaat naar in
strumenten van het automatische type. De meetdienst der Staats
mijnen vereffende een net met een totale lengte van 200 km, be
staande uit 40 trekken met 26 knooppunten, met behulp van een
computer.
T achymetrie
In het Laboratorium voor Landmeetkunde te Wageningen
werden bij tachymetrische terreinmetingen verschillende methoden
beproefd en verbeterd, hetgeen tot, een economische en veilige
werkwijze voerde voor de vervaardiging van hoogtelijnenkaarten
van gebieden waar een puntnauwkeurigheid van ca. 15 cm wordt
gevraagd. Een beschrijving geeft Ir. J. C. O. van Gijsen in [24].
Bij het Laboratorium voor Geodesie te Delft wordt een uitgebreid
onderzoek ingesteld naar de nauwkeurigheid en de doelmatigheid
waarmee met verschillende optische afstandmeters kan worden
gewerkt. Ir. M. J. M. Bogaerts beschrijft het onderzoek betreffende
de zelfreducerende dradenafstandmeter DK-RV van Kern in [25].
In samenwerking met de Koninklijke Nederlandsche Heide
maatschappij werd onderzocht hoe de met behulp van tachymetrie
verkregen waarnemingen het best mechanisch kunnen worden
verwerkt. Het resultaat van dit onderzoek is, dat bij de opneming