N. D. Haasbroek levert in [63] een bijdrage over deformatie metingen door achterwaartse snijding. Hij toont hierin aan dat bij deze wijze van bepaling de nauwkeurigheid van het eindresultaat in hoofdzaak wordt bepaald door de richtingsmeting. De beschreven werkmethode leidt tot standaardafwijkingen van enkele tiende delen van millimeters in de positie van de te bepalen punten. Een dergelijk geringe waarde is echter dan pas reëel, als er voor wordt gezorgd dat de invloed van centreerfouten van de te gebruiken theodoliet deze orde van grootte niet overschrijdt. Door de Afdeling Landmeten van Gemeentewerken te Rotter dam, zo berichtte ons Ir. C. Zeillemaker van die dienst, werd een voegmeter ontworpen, overeenkomstig afbeelding 1. Het instrument dient om deformaties te meten nabij dilatatie- voegen in bouwwerken. Door een driepuntsopstelling keert het instrument steeds in dezelfde stand op het bouwwerk terug. De drie steunpunten voor het instrument bestaan uit kleine koperen plaatjes die aan de ene zijde van de voeg in een juiste onderlinge stand worden gelijmd. Aan de andere zijde van de voeg wordt een vierde plaatje gelijmd, waarvan de plaats wordt bepaald in drie coördi naten. De aflezingen geschieden met behulp van een nonius. De meetnauwkeurigheid is ca. 0,1 mm. Bij het transport en het doen zinken van de tunnelstukken ten behoeve van de metrobouw te Rotterdam wordt voor het meten van deformaties gebruik gemaakt van een speciaal daartoe door de Technische Physische dienst van het T.N.O. ontwikkeld aligneerapparaat. Dit apparaat werkt volgens de interferentie- 172 JSQWaOXl. 4ME., KONTSOU-AMPt 7 L 0.60 en 0.06 m. .20 m. Afb. 2kwikhellingmeter.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 38