138 Nederland toegepast, waarbij wordt geprojecteerd op een bol met straal, gelijk aan de wortel uit het product van de twee kromte stralen van de ellipsoïde y'MoNoin het centrale punt. Deze af beelding op de bol wordt dan, volgens de regels van de conforme azimutale kaartprojectie weer geprojecteerd in het platte vlak. Deze stereografische projectie wordt in 74.1 behandeld. In 74.2 en 3 vindt men en dit heeft dus ook speciaal betrekking op Nederland een rechtstreekse stereografische projectie van ellip soïde naar het platte vlak, dus de dubbelprojectie ellipsoïdebol plat vlak wordt vervangen door een enkele projectie. De afleiding van deze projectieformules welke evenals bijna alle andere geschreven worden in de vorm van machten van het grondtal e van de natuurlijke logaritme is elegant en bevat de mogelijkheid om de betrekkingen op eenvoudige en uniforme wijze weer te geven. De opmerkingen in 18 over „Kugeln als Ersatzflachen" met enkele tekeningen werken verhelderend om het verschil tussen de bol van Soldner en de osculatiebol van Gauss aan te geven. Enige ver warring zou echter weer kunnen ontstaan in 73.2, waar de naam Soldner niet wordt genoemd, maar toch wel degelijk op een bol van Soldner (r=N0) wordt geprojecteerd. Hoofdstuk IV begint in 41 met een zeer instructief overzicht van de verschillende methoden van berekeningen van het ie en 2e hoofdvraagstuk van de geodesie, waarbij voor zeer lange af standen in het bijzonder de methode Bessel-Helmert-Bodemüller mag worden genoemd. Hoofdstuk V geeft ook weer een zeer doeltreffend overzicht van de theoretische achtergronden en de toepassing in Duitsland van de soldnerprojectie van ellipsoïde naar plat vlak. Al met al kan men in dit leerboek een schat van gegevens vinden over geodetische berekeningen en kaartprojecties in het algemeen, maar vooral in het bijzonder wat Duitsland betreft. Ook zal het de lezer stimuleren om dieper door te dringen in de grondbeginselen van de differentiaalmeetkunde en de leer der analytische functies. Een boek van bovenstaande omvang laat niet toe dat men diep ingaat op deze, meer wiskundige aspecten, als achtergronden van geodetische berekeningen en kaartprojecties en meestal zijn de formules welke Prof. Grossmann uit genoemde gebieden van de wiskunde nodig heeft, afgeleid op een speciale wijze, direct op het doel gericht. Hierbij vermijdt hij het probleem dat zich in het bijzonder bij de tegenwoordige opleiding van geodetische ingenieurs wel voordoet: dat soms moeilijk aansluiting te verkrijgen is tussen het onderwijs in de meer algemene wiskunde en de specialisatie van deze wiskunde voor geodetische problemen. Is deze aansluiting echter goed, dan verkrijgt de student een dieper inzicht in de theoretische achtergronden. In het litteratuuroverzicht evenwel op pag. 255 wordt onder nr. 18 verwezen naar een leerboek over differentiaalmeetkunde; een

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 4