184 1937 was hij verbonden aan de Meetkundige dienst van de Rijks waterstaat in de rang van landmeetkundig ambtenaar. Hij had daar een belangrijk aandeel aan de grote verscheidenheid van opdrachten in verschillende delen van ons land, die deze dienst in die eerste periode van zijn bestaan had uit te voeren. De laatste twee jaren voor zijn overgang tot het onderwijs was hij in Friesland tijdelijk ingenieur bij de Rijkswaterstaat. In 1946 vestigde Van Steenis zich als raadgevend ingenieur te Utrecht, doch zegde eerst in 1948 het onderwijs definitief vaarwel. Hoewel Van Steenis tot op dat ogenblik zijn beroepsactiviteit vrij wel geheel in de landmeetkunde had gevonden, kwam toen toch weer de civiel-ingenieur aan bod. Zijn Bureau zou zich niet alleen met landmeetkundige, doch ook met civiel-technische problemen bezighouden. Er werden geleidelijk in de daarop volgende jaren specialisten op verschillende gebieden aangetrokken. Toch bleef de landmeetkunde een uiterst belangrijke, zij het minder specta culaire afdeling van de Coöperatieve Vereniging Ingenieursbureau Van Steenis W.A. Achter deze titel ligt intussen een hele denkwereld en levens filosofie verborgen. Dat immers is het vierde aspect van de persoon lijkheid van Van Steenis, dat hem grote bekendheid deed ver werven. Het valt niet te ontkennen dat zijn opvattingen omtrent een ideale organisatie van de arbeid wortelen in dezelfde bodem, waaraan ook zijn politieke denken vorm en gestalte heeft ontleend. Het was zijn ideaal waar te maken, dat wij na de tijden van indi vidualisme en groepsbelang nu het tijdperk van de prioriteit van het algemeen belang zijn binnengetreden. In de werkgemeenschap die hem voor ogen stond, zou daarom persoonlijk en groepsbelang ondergeschikt dienen te zijn aan het algemeen belang. In deze werkgemeenschap zou iedereen volledige medezeggenschap moeten hebben, omdat alleen dan ieder een volledige persoonlijke verant woordelijkheid zal voelen voor de gezamenlijke doelstelling. Van Steenis heeft veel moeite gedaan deze conceptie in een juridische vorm te realiseren. Tenslotte is hieruit de coöperatie als rechtsvorm in het vrije beroep bij wijze van benadering te voorschijn gekomen. Vermeld moge nog worden dat de doelstelling niet het maken van winst was. Dit blijkt uit de regeling, dat van eventuele winst 20% wordt gerestitueerd aan de opdrachtgevers, 20% aan het personeel wordt uitgekeerd en 60% wordt gevoegd bij een loonstabilisatie- fonds. Hoe verschillend deze constructie ook moge zijn van de N.V. of van de maatschap, zoals die in de Orde van Nederlandse Raadgevende Ingenieurs ook te vinden zijn, toch werd ook zijn coöperatie als zodanig in de ONRI aanvaard. Het is hier niet de plaats op de kenmerken van deze bedrijfsvorm voor het vrije beroep nader in te gaan. Hij schreef er zelf een bij zonder helder artikel over in het juli-augustus nummer van i960 van het Tijdschrift voor Vennootschappen,Verenigingen en Stichtingen, onder de titel ,,De Coöperatie als rechtsvorm in het vrije beroep".

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 50