193 een fusie te geraken, er inmiddels een jaar is verstreken zonder dat de reali sering van de fusie naderbij is gekomen. De oorzaak is de vrij felle tegen kanting die uiteindelijk bij de Vereniging van Civiel-landmeters en Geodetisch ingenieurs bleek te bestaan tegen de fusie in de voorgestelde vorm, dwz. tegen de fusie met sectie vorming, waarbij men van deze secties lid zou moeten zijn of worden. Hoewel uit een gehouden referendum is gebleken dat er bij de andere vereniging een meerderheid was te vinden voor een fusie met twee secties i.p.v. drie en het wegvallen van deze derde sectie voor onze vereniging, objectief gezien, geen principiële wijziging van de opzet behoefde te betekenen, is het bestuur van mening dat dit wel het geval is. Door het wegvallen van de derde sectie zou de tweede sectie dan bestaan uit de voormalige Vereniging van Civiel-landmeters en Geodetisch ingenieurs, waarvan de leden geen gelijke maatschappelijke belangen hebben. Inmiddels heeft er, zowel incidenteel, als in het algemeen, beraad plaats gevonden. Daarbij is gebleken dat zich ook in K. en L.-verband andere gedachten gingen ontwikkelen. Het bestuur heeft getracht deze gedachten in een aantal alternatieven onder te brengen; vervolgens verzocht het de afdelingen deze mogelijkheden te bespreken en van het gesprek verslag uit te brengen aan het bestuur. Gebleken is dat de meningen van de afdelingen uiteen lopen. De grondvragen die men zich had te stellen waren de volgende: 1Wil men alsnog fusie, dan wel samengaan in een of andere vorm 2. Onder welke voorwaarden wenst men fusie, namelijk mét of zónder risico voor het voortbestaan van K. en L. De voorzitter gaat vervolgens in op de standpunten die de verschillende afdelingen, blijkens de verslagen, innemen. De conclusie is dat vier afdelingen voorstander zijn van fusie, althans van bundeling van krachten, waarbij er echter bij twee van de vier twijfel bestaat of de tijd er wel rijp voor is. Twee afdelingen zijn tegen fusie, maar willen tegelijkertijd toch ook wel wat anders. De Afdeling Arnhem is blijkbaar niet geïnteresseerd. Deze afdeling heeft over het punt fusie niet eens willen praten. Over het algemeen zijn dit meningen en standpunten, die nogal vaag en weifelend zijn. Het bestuur, aldus de voorzitter, is van mening dat thans de tijd voor meningsvorming voorbij is. Daartoe is voldoende gelegenheid geboden. Voorts zijn de argumenten veelal van niet-rationele aard, waardoor de mogelijkheid van schijnargumenten groot is. Het bestuur acht het ongewenst om in deze vergadering de discussie te heropenen. Dit zou een nutteloze en vruchteloze tijdbesteding worden. Een duidelijk resultaat is bovendien niet te verwachten. Toch dient het bestuur te weten wat het te doen staat, zulks om te voor komen, dat een beleid zou worden gevoerd, dat niet strookt met de op vattingen van de meerderheid der leden. Ten aanzien van het idee van de Afdeling Amsterdam om een nieuwe vereniging op te richten en daarnaast dit idee getuigt van grote durf en veel vertrouwen in de corpsmentaliteit van de landmeters van het kadaster. Het is het meest progressieve, maar ook het oudste voorstel, want het is het oorspronkelijke voorstel van de Vereni ging van Civiel-landmeters en Geodetisch ingenieurs. Het is het meest ver strekkende voorstel en geeft tegelijkertijd de meeste kans dat er weinig of niets zal veranderen. Wie garandeert dat men lid zal worden van die nieuwe vereniging Zij die tegen fusie zijn zullen dit wel niet doen. Diegenen die wel toetreden zullen voor een deel bedanken voor K. en L., zich daarmee een paar tientjes per jaar besparend. Dat financiële overwegingen een grote rol kunnen spelen moge blijken uit het feit dat op dit moment 44 leden hun contributie nog niet hebben betaald. Ook met 41 buitengewone leden is dit het geval. Het bestuur voelt er niets voor het idee van de Afdeling Amsterdam, om te streven naar de oprichting van een geheel nieuwe vereniging, op te nemen in de alternatieven waarover de vergadering een uitspraak zal worden

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 59