199
Verplaatst m.i.v. 1-5-1965 de hoofdlandmeter-A L. Snijder van Amster
dam i.v. naar Breda l.d. (en aangewezen als hoofd van dit bureau)m.i.v.
1-6-1965 de hoofdlandmeter-A Ir. G. C. Dogterom van Zutphen l.d. naar
Arnhem l.d. (en aangewezen als hoofd van dit bureau), de hoofdlandmeter
1. J. Tamminga van Arnhem r.d. naar Nijmegen l.d. (en aangewezen als
hoofd van dit bureau).
Aangewezen als hoofd van het bureau Middelburg r.d. m.i.v. 1-5-1965 de
hoofdlandmeter J. H. Meiborg.
Rijksuniversiteit te Utrecht
Benoemd, m.i.v. 1-1-1965 tot gewoon lector in de Cartografie en de Ge
schiedenis van de Cartografie Dr. ir. C. Koeman.
Onderscheiding Prof. Vening Meinesz
Aan Prof. dr. ir. F. A. Vening Meinesz is uitgereikt de gouden ere
medaille voor voortvarendheid en vernuft van de Huisorde van Oranje.
Landbouwhogeschool Wageningen
Bij het aanvaarden van zijn ambt van buitengewoon hoogleraar in
„Natuurbehoud en natuurbeheer" sprak Prof. dr. F. M. Mörzer Bruijns
op 20 mei 1965 een inaugurele rede uit, getiteld: „Natuurbehoud als gemeen
schapsbelang".
„Menige ontwikkeling, die wij heden ten dage beleven, op sociaal, op
economisch, op technisch en op wetenschappelijk gebied, voltrekt zich met
een soms bijna verontrustende snelheid", aldus Prof. Mörzer Bruijns. Het
gevaar bestaat, dat een sector achterblijft, waardoor een evenwichtsver-
storing kan optreden. Ook de natuurbescherming mag niet achterblijven.
Als dit wel gebeurt, dreigen er gevaren, zoals in het verleden reeds is gebleken.
Wordt niet op de juiste wijze met de natuur omgesprongen, dan is dit in
onze tijd vaak niet alleen een kwestie van gebrek aan kennis, maar ook het
resultaat van een verkeerde instelling. Hiervan gaf Prof. Mörzer Bruijns
verschillende voorbeelden, die zowel op in het wild levende dieren als op
planten en levensgemeenschappen in binnen- en buitenland betrekking
hadden.
„De oude bossen, moerassen, heide of venen hebben er eeuwen over gedaan
om te worden wat zij thans zijn Dit houdt in, dat men niet zo maar
nieuwe natuurlijke levensgemeenschappen kan realiseren. Zij hebben jaren
nodig om zich te ontwikkelen; de oude zijn daardoor niet zo maar ver
vangbaar.
Allerlei aspecten liet Prof. Mörzer Bruijns de revue passeren, en wel de
natuur als bron van voedingsstoffen en van kwaliteitsverbeterende elementen
als' - smaakstoffen, - geneesmiddelen en genen (dragers van erfelijke -eigen
schappen).
Niet alles wat de natuur voortbrengt en niet door de mens is gekweekt is
onkruid of zijn schadelijke dieren. Allerlei „onkruid" als grassen en andere
wilde kruiden, riet, biezen, enz. hebben een nuttige functie voor de bodem
of de oeverbescherming. Veel dieren of insekten zijn de natuurlijke vijanden
van voor de mens schadelijke insekten. Deze bondgenoten moet men daarom
beschermen. Men moet oppassen hen niet mét de schadelijke plaag te ver
nietigen.
Natuurbehoud en recreatie worden de laatste jaren in één adem genoemd,
omdat recreatie in de natuur van grote betekenis voor de volksgezondheid
blijkt te zijn. Voor het natuurbehoud heeft dit zijn keerzijde. Men moet er
voor waken, dat men geen roofbouw gaat plegen op de natuurlijke rijkdom.
De recreatiecapaciteit mag niet worden overschreden. Doch hoe groot deze
is, is nog weinig exact bekend, zodat hier nog een groot terrein voor onderzoek
braak ligt.