moet worden gezonden, hebben ontvangen, en overigens behoudens
tegenbewijs 1).
Het niet verder betrekken van de hypotheken in de vernieuwing
is geschied uit overweging dat vernieuwing van hypotheken beter
kan geschieden bij een afzonderlijke wet, zoals die van 5 juli 1878
S. nr. 90, waarbij wordt bepaald, dat alle hypotheken die niet vóór
een bepaald tijdstip opnieuw zijn ingeschreven, komen te vervallen.
Een ontwerp van een dergelijke wet is bij Koninklijke Boodschap
d.d. 6 juli 1964, dus drie dagen nadat de Staatscommissie haar
rapport had aangeboden, onder nr. 7710 aangeboden aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, waarin wordt voorgesteld te bepalen
dat alle vóór 1 juli 1948 genomen inschrijvingen van hypotheken en
gedane overschrijvingen van beslagen op onroerend goed, binnen
een bepaalde termijn opnieuw moeten worden ingeschreven, op
straffe van verval. Op dit ontwerp zijn inmiddels een voorlopig
verslag van de vaste Commissie voor Justitie, in welker handen
het ontwerp was gesteld, de memorie van antwoord en het eind
verslag van die Commissie verschenen.
Art. 16 van het Ontwerp Kadasterwet geeft de Minister de be
voegdheid om, na de Kadasterraad te hebben gehoord, te besluiten
tot vernieuwing overeenkomstig de bepalingen van het vierde hoofd
stuk van die wet, van de kadastrale kaarten, de daaraan ten grond
slag liggende bescheiden of de kadastrale registers van door hem
aan te wijzen gebieden. Het artikel laat dus nog de mogelijkheid
open ook voor die gebieden de vernieuwing te beperken, tot hetzij
de kadastrale kaarten en de daaraan ten grondslag liggende be
scheiden, hetzij de kadastrale registers 2).
Een vernieuwing in eens van het kadaster, de daaraan ten grond
slag liggende bescheiden en de kadastrale registers voor het territoir
van het gehele land is natuurlijk praktisch niet uitvoerbaar. Men
zal de vernieuwing wel stapje voor stapje, telkens voor een bepaald
gebied, tot stand moeten brengen, en ik acht het niet uitgesloten
dat als eenmaal de vernieuwing van het laatste nog niet „vernieuw
de gebied" is voltooid, het eerst „vernieuwde gebied" weer aan een
tweede vernieuwing behoefte zal hebben, welke door het ontwerp
geenszins wordt uitgesloten. Ook laat het ontwerp de mogelijkheid
open een bepaald gebied ten tweede male te vernieuwen, voordat
alle andere gebieden een eerste vernieuwing hebben ondergaan.
Het ontwerp laat dus de mogelijkheid de te vernieuwen gebieden
naar de mate van de urgentie van de vernieuwing te kiezen.
Bij het besluit tot vernieuwing wijst de Minister een ambtenaar
en een plaatsvervangend ambtenaar van de Rijksdienst aan, aan
wie de uitvoering van de vernieuwing is opgedragen. Van zijn be
sluit wordt ingevolge art. 17 mededeling gedaan aan de Arrondisse-
ments-rechtbank binnen welker rechtsgebied het aangewezen ge-
212
b Zie toelichting, Rapport p. 65.
2) Zie toelichting, Rapport p. 65.