loop tot een onjuiste gevolgtrekking. De eerst twee keren betreft
het de gevolgtrekking, dat de publikatie van een akte in de openbare
registers niet de rechtsgeldigheid van de overdracht zou bewijzen,
nu die mede van andere voorwaarden afhangt. Onjuist lijkt mij dié
gevolgtrekking, vooreerst omdat de akte na publikatie toch op zijn
minst de bewijskracht heeft, welke de wet daaraan toekent, t.w.
volgens art. 1927 B.W. een begin van bewijs door geschrift en vol
gens art. 1925 bij overeenstemming met het origineel zelfs de volle
dige bewijskracht daarvan 1). Tot de inhoud van de overdrachtsakte
behoort als regel naast de zakelijke overeenkomst ook de vermelding
van de obligatoire titel en de aankomsttitel van de vervreemder.
En voor feiten die niet direct uit de akte blijken, is er eventueel nog
plaats voor een rechterlijk vermoeden, dat de publikatie de juiste
rechtstoestand weergeeft, omdat de rechter, waar de wet dit niet in
abstracto doet, de bewijskracht ook de indirecte in concreto
vaststelt. Men ziethet is bij de openbare registers een en al bewijs
kracht, wat de klok slaat, en hoe zou het bij zo'n immense verzame
ling akten als deze registers vormen ook anders kunnen.
Het derde misbruik van het woordje ,,dus" betreft de conclusie,
dat het negatieve stelsel mogelijk zou maken dat de eigendom van
een perceel overgaat zonder dat zulks uit de openbare registers
blijkt. Dit laatste volgt immers helemaal niet uit het negatieve
stelsel, want het geldt voor bijv. erfopvolging en boedelmenging
m een positief stelsel evenzeerelk stelsel is meer of minder onvol
ledig.
Als klap op de vuurpijl komt dan tenslotte de nogal aanvechtbare
conclusie dat het kadaster in ons negatieve stelsel dus geen dwingen
de bewijskracht zou kunnen hebben. Want óf het kadaster dwingen
de bewijskracht zal hebben, kan door de wetgever worden bepaald,
geheel onafhankelijk van het stelsel van registratie. In de eerste
plaats, omdat dit stelsel uitsluitend betrekking heeft op de openbare
registers in de zin van publikatieregisters ten behoeve van het pri
vate rechtsverkeer. De kadastrale registers en kaarten zijn volgens
art. 12 Ontwerp-Kadasterwet ook wel openbaar, maar slechts in de
zin van toegankelijk voor het publiek. De openbare registers zijn
niet alleen toegankelijk voor het publiek, maar bovendien bestemd
voor de publikatie van rechtsfeiten, waarop het nieuwe B.W. het
publiek na het vereiste titelonderzoek zelfs goeddeels kan afgaan.
Op de kadastrale gegevens kan men daarentegen, ondanks hun
positiviteit, niet zonder meer afgaan, eenvoudig omdat die positivi-
teit niet door het privaatrecht is gewaarborgd en binnen het nega
tieve stelsel ook niet kan worden gewaarborgd. Het kadaster is wel
een registratie, maar geen publikatie van rechten ten behoeve van
het private rechtsverkeer. Omgekeerd bevatten de openbare regis-
224
b ^us uitwendige én formele bewijskracht tegenover iedereen, dwingende
materiële bewijskracht tegen partijen en hun rechtverkrijgenden, vrije
materiële bewijskracht tegen derden.