225 ters uitsluitend in akten neergelegde rechtsfeiten en dus geen te naamstelling van de rechten, zoals vaak ten onrechte in de juridische handboeken staat. Ook die tenaamstelling is in ons negatieve stelsel een prerogatief van het kadaster Maar nu de bewijskracht. De bewijskracht van de openbare regis ters is in het negatieve stelsel per definitie gelijk aan de bewijskracht van de ingeschreven stukken. Want meer dan een verzameling van ingeschreven stukken zijn deze registers niet. Het kadaster is echter heel iets anders, nl. een instelling die ambtshalve private rechten registreert, deels weliswaar op basis van die stukken, maar deels ook uit bronnen en met waarborgen, die daarbuiten om gaan. Uit sluitend van de betrouwbaarheid van deze kadastrale registratie hangt haar vrije bewijskracht af. En uitsluitend van die betrouw baarheid hangt ook af de vraag, of de wetgever er verstandig aan doet haar in het algemeen dwingende bewijskracht te verlenen. In onze onteigeningsprocedure vormt het kadaster zelfs een onweerleg baar wettelijk vermoeden en zou het nu theoretisch in ons privaat recht geen weerlegbaar wettelijk vermoeden kunnen zijn Dat dit kan, mits de waarborgen voor de betrouwbaarheid van de kadastrale gegevens voldoende zijn, wordt merkwaardigerwijs door het Ontwerp-Kadasterwet zelf bewezen, waar het toch in art. 23 lid 2 aan de vernieuwde gegevens tegenover bepaalde personen de kracht van een wettelijk vermoeden toekent. De vraag is echter, of de kadastrale bij houding in het algemeen voldoende waarborgen inhoudt om een algemeen wettelijk vermoeden te rechtvaardigen. Niettegenstaande de fraaie bijhoudingsprocedure van Hoofdstuk III van het Ontwerp betwijfel ik zulks, althans voor gebieden waar het kadaster nog niet vernieuwd is. Wanneer ik mij dan ook vooralsnog tegen het toekennen van dwingende bewijskracht aan het kadaster verklaar, is dat op heel andere gronden dan in het rapport worden aangewezen, namelijk het geringe nut daarvan voor het kadaster zelf, gesteld tegenover het gevaar van afwenteling van risico en financiële last der kadastrale bij houding op de burgers in een tijd waarin het kadaster primair het algemeen belang dient 2) Tot zover punt 2. Het derde punt betreft de verhouding tussen: Het kadaster heeft tegenwoordig de juridische wind wel mee. Dit blijkt niet alleen uit het Ontwerp-Kadasterwet maar ook uit 3 Tï*t. haAatf.r.r rw hrt xtdad. b Het vroegere Algemeen Register was dan ook, evenmin als tegenwoordig het hypotheekregister 69a en het losbladig register voor de erfdienstbaar heden, een echt openbaar register. Terecht zegt art. 4 Ontwerp-Kadasterwet, dat als openbare registers slechts gelden het dagregister (voor de rangordej en het register van inschrijvingen (voor de publikatie van rechtsfeiten). En dat klopt ook met art. 3.1.2.1. Ontw. B.W. 2) Zie nader Kadaster en agrarisch recht, T. v. K. en L. 1963, p. 390 en 392, waar het speciaal gaat over dwingende bewijskracht van de kadastrale grenzen, die - in tegenstelling tot positieve specialiteit m.i. theoretisch wel met het negatieve stelsel verenigbaar zou zijn.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 27