236
kadastrale kenmerk verplicht gesteld in het administratieve recht
i.e. de Wet op het notarisambt. Hierin wordt de notaris, dus niet de
private eigenaar, voorgeschreven, in alle akten onroerende goederen
betreffende, die onroerende goederen met kadastrale nummers aan
te duiden. Ook hij komt voor de moeilijke taak te staan te beslissen
welke kadastrale percelen overeenkomen met het rechtsobject van
zijn akte.
Hoewel dus de invoering van de aanduidingsplicht geen gelukkige
vondst was, zeker niet in de tijd toen het kadaster nog in de kinder
schoenen stond, zijn de gevolgen van het gebruik voor tweeërlei
geheel verschillende doeleinden in de praktijk niet van al te ernstige
aard geweest. Zelfs heeft dat verplichte gebruik én voor de openbare
registratie én voor de kadastrale registratie enige voordelen opge
leverd. De eerstgenoemde heeft er (noodgedwongen) gebruik van
gemaakt om de toegankelijkheid tot het openbaar register te ver
groten.
Door klappers samen te stellen op het kadastrale nummer, werd
het mogelijk de gepubliceerde rechtshandeling te benaderen via het
object van die handeling.
Ook het kadaster had baat bij de aanduiding van het object der
akten volgens de indeling van het kadaster. Het werd daardoor in
staat gesteld zijn inventaris bij te houden, althans voorzover het
betreft de mutaties, die in de openbare registers verschenen. Het
verplichte gebruik van het kadastrale kenmerk en het gebruik van
het overgeschreven stuk via datzelfde kenmerk voor de bij houding,
hebben er toe geleid dat het kadaster althans naar buiten van
aard veranderde. Men ging er meer en meer gebruik van maken als
ware het een eigendomskadaster. Van de zijde van de overheid is
het streven er steeds op gericht geweest het oude belastingkadaster
zoveel mogelijk mede te doen dienen als registratie van de rechts
toestand van de grond. We mogen aannemen, dat dit ook het streven
van de Commissie is geweest bij het ontwerpen van de kadasterwet.
Immers wordt in de memorie van toelichting (blz. 56 van het Rap
port) uitdrukkelijk gesteld, dat de ontworpen wet „primair uitgaat
van een kadaster als informatiebron voor de zakelijke rechtstoe
stand van onroerende zaken".
Men bedenke bij dit alles echter wel, dat de bijhouding van het
kadaster steeds berust op een veronderstelling, nl. dat hetgeen blij
kens een akte, aangeduid met een kadastraal kenmerk, wordt over
gedragen, ook werkelijk door partijen bedoeld was overgedragen te
worden. Zekerheid daaromtrent zal men zich op geen enkele wijze
kunnen verschaffen. Nimmer zal het kadaster de afspiegeling kun
nen zijn van de ware rechtstoestand, tenzij de wet e.e.a. als een fictie
invoert.
Wel kan er voor gezorgd worden, dat de kadastrale inventaris
die rechtstoestand zoveel mogelijk benadert, dat ze hem die er op
afgaat die zekerheid omtrent de rechtstoestand in een bepaald geval
geeft, die voldoende is om veilig aan het rechtsverkeer in onroerend