240 schaffen, dat wat hij registreert een afspiegeling is van de ware rechtstoestand. Daarbij komt nog iets anders. Het zal in vele gevallen de belang hebbende niet gegeven zijn zich ervan te vergewissen of de hem ter kennis gebrachte kadastrale resultaten, althans voorzover deze het object betreffen, identiek zijn met de door hem bedoelde gewijzigde rechtstoestand. Het nut van het toezenden der kennisgevingen wordt dan problematiek. We zijn thans genaderd tot het vierde hoofdstuk, dat geheel ge wijd is aan de vernieuwing van de kadastrale kaarten en de kadas trale registers. Uit de samenhang der gegeven voorschriften valt af te leiden dat het niet zozeer de bedoeling is de kaarten en registers in een nieuw kleedje te steken en derzelver inhoud ongemoeid te laten, dan wel die inhoud op een bepaald ogenblik volkomen iden tiek te doen zijn met de ware rechtstoestand. Daartoe moet eerst die ware rechtstoestand gekend worden. Daar achter te komen is de taak van de door de Minister aangewezen ambtenaar van de Rijks dienst, aan wie de uitvoering van de vernieuwing wordt opgedragen. Vernieuwing vindt daar plaats, waar de Staat dit nodig acht, zulks in tegenstelling tot ruilverkaveling, bij welk proces de belang hebbenden uiteindelijk het laatste woord hebben (de stemming). De zakelijk rechthebbenden binnen het gebied, dat voor vernieuwing in aanmerking komt, hebben in deze geen stem in het kapittel. Het eigenlijk proces der vernieuwing is uitsluitend een staatsaangelegen- heid. Het vernieuwingsproces vangt aan met een oproeping door de door de Minister aangewezen ambtenaar van de Rijksdienst van alle in de kadastrale registers bekende rechthebbenden, waarbij hij hen heeft te wijzen op de in artikel 23 bedoelde gevolgen van de ver nieuwing (art. 18). De feitelijke vernieuwing is geregeld, zij het zeer summier, in het volgende artikel, dat die ambtenaar voorschrijft aan de hand van de verkregen inlichtingen en de bestaande kadastrale gegevens nieuwe kaarten te vervaardigen (nadat metingen zijn verricht!) en daarna een zo volledig mogelijke lijst van rechthebbenden op te maken (art. 19). Omtrent de aanwijzing is niets naders bepaald. Het wil mij niet overbodig voorkomen de ambtenaar voor te schrijven, dat hij zich ervan overtuigt, dat de aanwijzing geschiedt door hen die daartoe bevoegd zijn. Voorts blijkt hij niet gebonden te zijn aan een even tuele aanwijzing, want zijn bevindingen kunnen tenslotte alleen bepaald worden door de bestaande kadastrale gegevens. Het komt er op neer dat de ambtenaar van de Rijksdienst uit maakt, niet alleen hoe de rechtstoestand door het nieuwe kadaster zal worden weergegeven, doch ook dank zij het bepaalde in art. 23, wat de ware rechtstoestand is. Want weliswaar worden de in de kadastrale registers bekende rechthebbenden in de gelegenheid ge steld van de door de ambtenaar verkregen resultaten kennis te nemen (de ter visie legging van art. 20) en hun bezwaren kenbaar

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 42