te maken doch veelal zal het niet mogelijk blijken te constateren
dat de rechtstoestand, zoals deze wordt weergegeven door de stuk
ken waarmee zij geconfronteerd worden, overeenkomt met hetgeen
zij als de ware rechtstoestand beschouwen. Dit euvel doet zich vooral
voelen m.b.t. de grenzen van de onroerende zaak.
Slechts een verplichte afpaling van de aan te wijzen grenzen kan
hier uitkomst brengen. Het moet m.i. dan ook als een leemte in de
ontworpen wet worden aangemerkt, dat daarin niet is voorzien.
Hoe zal in het algemeen de burger staan tegenover het ver
nieuwingsproces Hij wordt gedwongen zijn medewerking te ver
lenen aan een Staatsactiviteit, waarvan hij, gezien het weinig spec
taculaire van het vernieuwingsproces, het nut nauwelijks zal kunnen
onderkennen. Hoe hem ervan te overtuigen dat hij door het ver
lenen van zijn medewerking het algemeen belang (gesteld al dat de
vernieuwing inderdaad gezien moet worden als een algemeen be
lang) dient
Het lijkt mij niet waarschijnlijk dat het dreigement, verscholen
in artikel 23, er veel toe zal bijdragen hem die overtuiging bij te
brengen.
Hij zal het als onrechtvaardig ervaren, dat hij enkel door een een
zijdige ingreep van de Overheid de kans loopt na de vernieuwing
t.a.v. zijn onroerend goed in een andere rechtspositie te gaan ver
keren. Ook zullen naar het wil voorkomen, zij in wier belang de
nieuwe regeling wordt voorgesteld, daarin eerder een hinderlijke
overbodige staatsbemoeienis (met veel rompslomp van kennisge
vingen, mededelingen, aangetekende brieven, ev. processen enz.)
zien, dan een streven van de overheid hun rechtsbelangen te be
schermen, hun rechtszekerheid te bevorderen.
Bij dit alles komt nog dat het in artikel 23 aan het publiekrechte
lijk vernieuwingsproces toegekende rechtsgevolg, (voor de privaat
rechtelijke verhoudingen) naar mijn overtuiging lijnrecht in strijd
is met de voorgenomen handhaving van het volstrekt negatieve
publiciteitsstelsel. Want indien het ontwerp wet mocht worden,
dan zal het stelsel, als ik het goed zie, in beginsel een volstrekt posi
tief karakter krijgen.
Invoering van de wet zal mede een bijdrage zijn tot het reeds ge-
ruime tijd aan de gang zijnde verschnivingsproces binnen de.rechts
orde. Want het is een niet te ontkennen feit, dat de Staat de voort
durende neiging vertoont onderwerpen, die tot dusver in het pri
vaatrecht waren geregeld in de administratiefrechtelijke sfeer te
trekken, hetgeen weer tot gevolg heeft, dat de staatsdienaar, de
ambtenaar, degeen, die de staat in de publieke rechtssfeer vertegen
woordigt, in een steeds sterkere machtspositie komt te staan.
Tot besluit nog dit. Gelet op hetgeen ik hiervoor opmerkte, zal
het duidelijk zijn, dat ik gerekend kan worden tot hen, die het stand
punt, ingenomen in de bij het rapport gevoegde minderheidsnota,
volledig onderschrijven.
241