252
mij gaarne tot hen rekenen verbazen zich telkens weer over de
taÜoze en vaak emotionele discussies over deze materie. In elk geval
draagt dit soort geschrijf er toe bij dat de onderhavige materie te
veel in een isolement is terecht gekomen. Buitenstaanders hebben
het gevoel met een geheime kunst te maken te hebben. Er is sprake
van een duidelijke kortsluiting.
Daardoor is het niet mogelijk met vrucht over bepaalde voor
stellen tot wijziging te spreken. Te spoedig krijgt men te horen dat
een voorstel niet voor verwezenlijking vatbaar is, te gemakkelijk
legt men zich bij zo'n antwoord neer. Daarom is het nodig een ge-
sprekscentrum te scheppen, waar de verlangens ter tafel kunnen
worden gebracht. De commissie ziet dit ook zo als zij bij herhaling
bepaalde onderwerpen naar de Kadasterraad verwijsteen leidingen
kadaster, de pachtregistratie (p. 20), de vorm en de schaal waarin
de kadastrale kaarten dienen te worden vervaardigd (p. 28), de
vorming en instandhouding van een uitgezocht stelsel van hoofd
punten (p. 29). Het lijkt mij niet moeilijk nog andere punten aan de
agenda van dit college toe te voegen. Zo zou ik gaarne onderzocht
willen zien of er reële bezwaren bestaan om naast de publikatie in
Nederlandse Staatscourant en dag- of nieuwsbladen de belang
hebbenden bij een ontwerp-bestemmingsplan persoonlijk door in
schakeling van het kadaster te informeren. Bij de parlementaire
behandeling van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is deze ge
dachte geopperd 4)De weerlegging door de Minister was niet sterk 2)
Er is zeker reden de discussie te heropenen.
Bespreking verdient ook het volgende. Kort geleden is er de aan
dacht op gevestigd dat de Belemmeringenwet Privaatrecht een
leemte bevat omdat niet is voorzien in de overschrijving van de be
slissing van de Minister om te gedogen dat een werk wordt aange
legd en in stand gehouden 3).
Zo zijn er nog wel meer verlangens. Daarnaast is het gewenst dat
de registers en het kadaster meer dan tot dusver dienstbaar kunnen
worden gemaakt aan onderzoek, onverschillig of dit voor praktische
dan wel zuiver wetenschappelijke doeleinden wordt verricht. Wij
volstaan heden ten dage niet meer met meningen, gissingen en
indrukken van enkelingen, maar willen deze gestaafd zien door
meer houvast biedende gegevens. Juist de laatste tijd laat bewijzen
van dit dienstbetoon zien. Zo wordt de ontwikkeling van de prijzen
van landbouwgronden na 1 januari 1963 de datum waarop de
Wet Vervreemding Landbouwgronden verviel gevolgd aan de
hand van cijfers die uit de registers worden gehaald4). Zo heeft
1) Zitting 1960-1961-4233, 4234, nr. 11 (verslag van het mondeling over
leg), sub 15 n.a.v. het voorstei-WiTVLiET in T. v. K. en L., 1959, p. 170 e.v.
2) De Haan, Kadaster en agrarisch recht, T. v. K. en L., december 1963,
noot 38.
3) J. C. Geelen, Tijdschrift voor Overheidsadministratie, 4 maart 1965,
nr. 989.
Verg. Zijp, Prijsvorming landbouwgronden en voorkeursrecht pachter,
Pacht en grondgebruik, feestbundel De Pacht, p. 252.