254
ook andere belangen in de raad te doen vertegenwoordigen. Maar
de keuze die de commissie heeft gedaan, is m.i. alleszins verant
woord.
Wijzigingen stel ik dan ook niet voor. Wel aanvullingen. De com
missie heeft immers nagelaten profijt te trekken van de moderne
inzichten en praktijken op het stuk van de colleges van advies en
bijstand 1). Het belangrijkste verzuim is wel dat niet is bepaald dat
de adviezen moeten worden openbaar gemaakt en dat jaarlijks een
verslag van de werkzaamheden moet worden uitgebracht. Ik acht
deze voorzieningen essentieel. Neemt men deze niet op, dan zal de
onweerstaanbare neiging van Ministers en hun ambtenaren om niet
welgevallige adviezen te verstoppen, een te grote kans krijgen. En
juist op dit gebied is publikatie, waardoor een openbare menings
vorming mogelijk wordt, dringend gewenst. Alleen zo kan het isole
ment worden doorbroken en de achterstand worden ingelopen.
Openbaarmaking is ook gewenst omdat zij kracht kan bijzetten
aan de mogelijkheid ongevraagd, eigener beweging, te adviseren.
Deze bevoegdheid is een waarborg tegen het achterwege laten van
een adviesaanvrage. In een aantal bepalingen van het voorontwerp
wordt de Minister de verplichting opgelegd de Kadasterraad te horen
(artt. n, 13 lid 2,16 lid 1, 19 lid 2). Natuurlijk mag men niet a con-
trario redeneren en aanvaarden dat in andere gevallen de Kadaster-
raad mag worden gepasseerd. De Regering zal steeds, wanneer het
om een onderwerp gaat waarbij openbare registers en kadaster be
trokken zijn, advies moeten vragen. Maar wanneer is dat het geval
Daarover kan licht verschil van mening ontstaan. En dan kan het
nuttig zijn dat de Kadasterraad eigener beweging mag adviseren
en zijn advies mag publiceren.
Verdere suggesties zijn het lidmaatschap van de raad aan een
termijn te binden en een leeftijdsgrens in te stellen. We weten allen
hoe moeilijk en tevens noodzakelijk het kan zijn leden van commis
sies op een bepaald ogenblik te kunnen kwijtraken. Nuttig lijkt mij
ook dat voor de leden plaatsvervangers worden benoemd.
b. de Directeur van de Rijksdienst van het kadaster, die tevens secretaris is
c. zes leden, na overleg onderscheidenlijk met:
Onze Minister van Justitie,
Onze Minister van Financiën,
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat,
Onze Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid,
Onze Minister van Landbouw en Visserij,
Onze Minister van Defensie;
d. drie leden, van wie een benoemd wordt gehoord de Broederschap der
Notarissen in Nederland, een gehoord de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten en een gehoord de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
en de Unie van Waterschapsbonden;
e. twee andere leden.
J) Zie daarover mijn preadvies voor de Vereniging voor de Vergelijkende
Studie van het recht van België en Nederland, 1964, dat zal worden opgeno
men in het dit jaar te publiceren Jaarboek IX van deze vereniging; verg.
N.J.B. 1965, p. 99.