„in voorbereiding" wordt verstaan de periode die nodig is om het gehele ruilverkavelingsplan in overleg met partijen en instanties op papier gereed te maken, dat wil zeggen zowel het plan van toe deling als de zo juist mogelijke begroting van kosten, hierop de goedkeuring van de Cultuurtechnische dienst casu quo Centrale Cultuurtechnische Commissie te verkrijgen en het plan door alle partijen schriftelijk te laten aanvaarden. Dit is de belangrijkste fase bij deze procedure, aangezien bij mislukking hiervan de werkzaam heden worden gestaakt. Onder „in uitvoering" wordt verstaan het realiseren van het plan, zowel landmeetkundig als cultuurtechnisch. „Gereed-gekomen" tenslotte houdt in dat de akte van toedeling is gepasseerd. De mogelijkheid bestaat dat dan in sommige gevallen de kosten verdeling nog moet komen. Na een moeizaam begin groeide langzaam maar zeker de belang stelling voor vrijwillige ruilverkaveling in Nederland. Uit de afgebeelde grafiek blijkt dit duidelijk. In 1956 kwam er echter een ongunstige wending. De Centrale Cultuurtechnische Commissie meende toen een halt te moeten toeroepen, maar dit was gelukkig slechts voor een korte tijd. De inzinking in de grafiek toont dit aan. Door de komst van het Meerjarenplan keerde de wind ten gunste van de Ruilverkavelingsovereenkomst en werd door de Cultuur technische dienst deze methode sterk gepropageerd. Ook dit blijkt uit de grafiek! De stijging van de activiteiten, nu niet meer alleen door de Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij gestimu leerd, maar ook door andere cultuurmaatschappijen en vooral de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst en de Cultuurtechnische dienst, was zelfs in de ogen van velen enigszins onrustbarend. Waren namelijk in het verleden de kredietkruimels voldoende om het kleine broertje te voeden, nu brak de tijd aan dat hij echt mee wilde eten uit de kredietruif. De grote broer („wettelijke ruilverkaveling") was echter ook gegroeid en hongeriger geworden en de krediet trommel was relatief weinig verder gevuld. Deze situatie bestaat vandaag de dag nog, reden waarom door de Centrale Cultuurtechnische Commissie een Werkgroep Ruil verkavelingsovereenkomsten onder leiding van Prof. ir. F. Hellin- ga is ingesteld, ten einde de plaats van de Ruilverkavelingsovereen komst in het totale ruilverkavelingsbeleid vast te stellen. De ontwikkeling heeft namelijk nog andere facetten, te weten de omvang der blokken. Uit onderstaande tabel blijkt dat de gemiddelde oppervlakte per blok van ca. 30 ha tot ca. 250 ha is toegenomen. En als men zich dan realiseert dat volgens de wet slechts 3 eigenaren nodig zijn voor een ruilverkavelingsovereenkomst, terwijl een minimale oppervlakte niet wordt genoemd, moeten er wel hele grote blokken tegenoverstaan om het gemiddelde van 250 ha te halen 2Ó2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 64