I. De openbare registers.
II. De kadastrale kaarten, de daaraan ten grondslag liggende be
scheiden en de kadastrale registers.
III. Het bijhouden van de kadastrale kaarten, de daaraan ten
grondslag liggende bescheiden en de kadastrale registers.
IV. Vernieuwing.
V. Slot- en overgangsbepalingen.
Het laatste artikel (34) beoogt vast te stellen dat de Wet zal kun
nen worden aangehaald als: Kadasterwet.
In het eerste artikel worden enige betekenissen van verder in het
ontwerp gebruikte uitdrukkingen vastgelegd, en wordt o.m. be
paald, dat met „Rijksdienst" in het ontwerp wordt bedoeld de
Rijksdienst van het Kadaster.
Het bestaan daarvan wordt in art. 2 gegrondvest en als taak daar
voor wordt daar aangewezen
a. het houden van openbare registers bestemd tot inschrijving
van akten tot levering en vestiging van zakelijke rechten op
onroerende zaken;
b. het vervaardigen en bijhouden van kadastrale kaarten, daaraan
ten grondslag liggende bescheiden en kadastrale registers, die
gezamenlijk de rechtstoestand en de gesteldheid van de onroeren
de zaken volgens de bij de Rijksdienst bekende gegevens weer
geven.
Openbare registers en kadaster worden dus door het ontwerp tot
één Rijksdienst, die op één wet steunt, samengevoegd 2). Deze zal
voortaan geen onderdeel van de belastingdienst meer zijn, ook niet
van een andere dienst, doch zelfstandig zijn. Het opdragen van de
zorg voor de openbare registers aan de dienst die het kadaster bij
houdt, heeft, zo wordt in de toelichting gezegd, zoals de praktijk
van de afgelopen 100 jaar heeft bewezen, voordelen 3). In het alge
meen toch krijgt de dienst van het kadaster zijn gegevens betreffen-
de-da-zakelijke rer-hten op onroerende zaken uit de in de openbare
registers gepubliceerde stukken, en omgekeerd kan men laalstgc
noemde registers niet met vrucht raadplegen zonder gebruik te
maken van de kadastrale kaarten en registers.
In artikel 3 wordt een nieuw lichaam, de Kadasterraad, inge-
205
1) In overeenstemming met art. 3.1.2.1 ontwerp nieuw B.W. spreekt het
ontwerp Kadasterwet hier van „inschrijving" en niet van „overschrijving"
van akten tot levering. In art. 1 wordt echter gezegd dat onder „inschrij
ving" mede „overschrijving" wordt verstaan. Art. 671 B.W. behoeft dus niet
te worden gewijzigd.
2) De organisatie van deze Rijksdienst wordt ingevolge het tweede lid
van art. 2 van het Ontwerp bij A. M. v. B. geregeld.
3) Zie Rapport, p. 56.