hebben dan verschillende leggerartikelen. Bijv. n. Om een totaal
overzicht van het bezit aan vast goed van zo iemand te krijgen,
moet men de n veronderstelde leggers raadplegen. De heer Joosten
ziet in een artikel echter in de eerste plaats een soort „grootboek
rekening" van vast goed. Hij stelde daarom als beginsel: één
artikel per eigenaar (of groep van eigenaren), voor alle percelen
gelegen binnen de kring van één bewaring. Men zal nu natuurlijk
vragen: waarom dan niet meteen één artikel, per eigenaar (of groep),
voor het hele land Dat zou inderdaad aanbeveling verdienen. Men
zou dan wél één centrale naamwijzer moeten hebben, wat ook nog
andere voordelen zou opleveren. Daarop komen wij nog terug.
Een tweede uitgangspunt van de heer Joosten is geweest dat
het er voor de Grond)belastingheffing niet toe doet onder welk zakelijk
(genots)recht men onroerend goed bezit. Men kan dus rustig ook
uit dien hoofde de „eigendomspercelen", „erfpachtspercelen", enz.,
van één en dezelfde zakelijk gerechtigde (of groep van zakelijk
gerechtigden)waarvoor in het huidige stelsel eveneens verschillende
leggerartikelen nodig zijn, „onder één noemer brengen", d.w.z.
onder één artikelwwwmer noteren en wel zo dat betrokkene per
burgerlijke gemeente maar één aanslagbiljet in de Grondbelasting
krijgt. In de praktijk kan het iets ingewikkelder zijn. Zie daarvoor
verderop bij „Artikel, enz." Daar nu de „leggers" in hun huidige
vorm verdwijnen zullen en bovendien het artikel („nieuwe stijl")
een ander karakter krijgt dan het vroegere leggerartikel, spreken we
in het nieuwe stelsel alleen van artikelen.
III. Nevenoverwegingen
Wie het betoog tot nu toe gevolgd heeft, zal één gegeven uit de
huidige legger in de nieuwe opzet missen: het (legger)ostikeltotaal.
Dat totaal komt echter in het huidige stelsel op twee plaatsen voor:
in de legger én op de kaarten nr. 93. De heer Joosten ontwierp nu
tegelijk met de tenaamstellings- en perceelkaarten, ook totaalkaarten.
Deze konden dan tevens als kaarten nr. 93 dienst doen. D.w.z.
kopieën ervan, want het papier (karton) van alle kaartmodellen is
zo gekozen, en het beschrijven (d.w.z. „betikken") ervan is zo
voorgeschreven, dat er gemakkelijk lichtdrukken van gemaakt
kunnen worden. Daardoor komt nóg een beginsel tot uiting: zo
weinig mogelijk overschrijven, zoveel mogelijk mechanisch kopiëren.
Bij de kaarten nr. 93 behoren de formulieren nr. 93a, die, bij
uitgebreide tenaamstellingen, deze volledig dienen te bevatten (de
kaarten nr. 93 bevatten alleen de naam van de belastingplichtige!).
Het ligt voor de hand daarvoor de tenaamstellingskaarten te ge
bruiken. D.w.z. ook weer kopieën ervan, in de vorm van licht
drukken.
Het samenvoegen der kaarten levert geen problemen op, daai ze
alle van hetzelfde formaat ontworpen zijn. Dit formaat (170x235
mm) is dat van de kaarten uit de bevolkingsboekhouding (persoons
kaarten). Ook dit kan t.z.t. nog wel eens een voordeel blijken te
283