1 298 De aantekeningen bedoeld onder 1-6 worden in het hoofd van de legger gesteld, die onder 7 en 8 bij de percelen. „Verdiepingseigen dom" wordt niet bij de percelen, of in het hoofd van de legger, onder verwijzing naar een perceel, genoteerd. Dit begrip wordt als medeëigendom behandeld. Er wordt nog een apart hoofdstuk (XII) aan gewijd. In de reeks 3-7 zal men een verwijzing naar art. 494 I.K. missen. Dit artikel slaat op tijdelijk verleende zakelijke rechten. Ook dat artikel komt nog ter sprake. Percelen die zijn aangemerkt als behorende tot een landgoed in de zin der Natuurschoon wet 1928 worden thans op een afzonderlijk leggerartikel geboekt (zgn. N.W.- of N.W.O.P.-percelen, zie art. 469 I.K.). Aan het artikelnummer worden de letters N.W. of N.W.O.P. toegevoegd. Al deze aantekeningen moeten, zo ze voorkomen, op grond van art. 642 I.K. op af te geven leggerextracten worden overgenomen. Ze worden in het nieuwe stelsel naar het onderstuk van de perceel- kaart overgeheveld. Er is in de daarvoor gereserveerde vakjes meer ruimte dan op een regel of in het hoofd van de huidige legger. Daar extract-vervaardigen door mechanische kopiëring wordt bewerkstelligd, komen de aantekeningen automatisch mee over. De vakjes zijn niet groot. Men kan echter, bij behoefte, gerust een ander vakje mede gebruiken. Het zal immers vrijwel nooit voorkomen dat alle vakjes tegelijk moeten worden gebruikt, omdat er sprake is van een aantal der bovenbedoelde details bij één perceel. Wat men, in voorkomende gevallen, in de vakjes zet, en hoe, zal hieronder uit voorbeelden duidelijk worden. Aantekeningen m.b.t. zakelijke beperkingen. Blijkt uit een over geschreven stuk dat op het gehele of een gedeelte van het perceel waarvoor de kaart is aangelegd, een zakelijk recht is gevestigd als bedoeld in art. 5, derde lid, letter b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht, dan wordt in dit vak getikt: B.P. (c.q. B.P. ged.), met verwijzing naar deel en nummer van het Reg. Hyp. nr. 4 (overschrijvingsregister), waarin het bedoelde stuk werd over geschreven, dus bijv. B.P. 1378/156. Mutatis mutandis kan de aantekening ook luiden: B.L. O.G. of M. Bij splitsing van het perceel in kwestie (vereniging met een niet met B.P. bezwaard perceel komt niet voor, zie art. 190 I.K.), moeten de aantekeningen op de perceelkaarten van de nieuwge vormde percelen worden overgenomen. Wordt het perceel met een erfdienstbaarheid (servituut) belast, dan is het mogelijk zowel op de kaart van het „lijdend" erf, als op die van het „heersend" erf een aantekening te plaatsen. Op de eerste een L, met het perceelnummer en de titel (deel en nummer van het overschrijvingsregister), op de tweede een H met dergelijke toevoegingen. Het perceelnummer is bij de vestiging van een erf dienstbaarheid gelijk aan dat van het perceel in kwestie. Worden de onderhavige percelen vernummerd, dan worden op de perceel- kaarten van de nieuwe percelen die uit de oude zijn ontstaan, de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 28