3" men). De tweede op zakelijke genotsrechten met hun aanvullingen en beperkingen. De hypotheken echter hebben, krachtens hun aard, altijd een tijdelijk karakter. Na korter of langer tijd kunnen ze normaliter worden doorgehaald. Dan verdwijnen ze dus. Uit dien hoofde kan men zonder veel bezwaar bij vernummering van per celen de bijbehorende verwijzingen naar openstaande inschrijvingen, bij de uit de vernummerde (vervallen) percelen nieuw ontstane, mee overnemen. Zo gebeurt het in het (nieuwe) Reg. nr. 69a. De reeks „inschrijvingen" is niet bestemd voortdurend aan te groeien. Maar bij de overschrijvingen ligt dat anders. Die worden niet „doorgehaald", ze verdwijnen van nature niet. „Veel van hetgeen vroeger werd gepubliceerd, toen een gebied nog anders was inge deeld, zal nog heden gelden. Zelfs uit openbaarmakingen van jaren geleden kunnen nog heden te pretenderen rechten blijken", zegt de heer Joosten in zijn reeds meermalen aangehaald artikel op blz. 272. Meer algemeen gesteld: in ons negatieve stelsel moet men het belanghebbenden mogelijk maken altijd, via de perceelver- nummering, alle (en ook alleen maar deze), op een bepaald onroe rend goed betrekking hebbende, of gehad hebbende, „titels" te traceren. En een titel „vervalt" nu eenmaal niet. Zou men er een ogenblik aan denken het traceren te vergemakke lijken door de verwijzingen naar de overschrijvingen in het Reg. nr. 71a, net als die naar de inschrijvingen in het Reg. nr. 69a, bij vernummering, bij de nieuwe percelen mee over te nemen, dan zou in de eerste plaats de reeks „titelverwijzingen" daardoor voort durend uitdijen. Is dit uit louter technisch oogpunt al onmogelijk, er is in de tweede plaats nóg een gewichtige reden om het boven theoretisch veronderstelde „meenemen" niet voor het Reg. nr. 71a door te voeren. Dat is weer het uitgangspunt van de heer Joosten perceelsgrenzen zijn titelgrenzen. Zolang een perceel bestaat kan het als object in overgeschreven stukken optreden. Door verwijzing naar die stukken in een percelenregister bij het perceel in kwestie legt men een gemakkelijk te hanteren administratief verband tussen perceel en titels. En daardoor tussen de titels onderling. Zodra het perceel ophoudt te bestaan, behoort daarom de reeks titel verwij zingen automatisch te stoppen. Bij de nieuwe, door vernummering uit de oude percelen ontstane, nummers begint vanzelf een vol gende reeks, enz. Verwijzingen, in staten nr. 75 en via de hulp- kaarten, maken het traceren mogelijk. Al zal de reeks titelverwijzingen bij een perceel, op grond van bovenstaande beschouwingen, niet onbeperkt uitdijen, toch kan er bij een bepaald perceel tijdens zijn bestaan naar zoveel overgeschre ven stukken verwezen moeten worden, dat de ruimte, op de regel per perceel daarvoor gereserveerd, onvoldoende blijkt. Met het oog daarop worden de onderste drie regels der bladzijden van het Reg. nr. 71a gereserveerd als „vervolgregels" voor percelen waarbij zo'n extra-regel nodig blijkt. Desnoods kan men ook een vervolgblad zijde invoegen. Opmerkingen. Behalve verwijzingen naar deel en nummer van het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1965 | | pagina 41