337
dat de landmeter de enige is, die kan beoordelen of toepassing van elektro
nische rekenhulpmiddelen geoorloofd is. Hij dient er verder op toe te zien,
dat hij bij inschakeling van Tekenbureaus zijn onafhankelijkheid bewaart.
Eenzelfde gedragslijn dient te worden gevolgd bij toepassing van fotogram-
metrische opnemingsmethoden.
Ir. C. B. Bos
Commissie 2 (Onderwijs)
Deze commissie heeft tijdens het congres vrijwel niet gewerkt. Er werd
slechts één zitting gehouden die een half uur duurde, zodat er behalve het
openings- en sluitingswoord slechts enkele algemeenheden ter sprake
kwamen. Er waren wel enkele rapporten ingediend. Interessant cijfer
materiaal bevat de grondige „Studie über die Entwicklung des Auslands-
praktikums von Geodasie- und Topographiestudenten" door Dr.-Ing.
R. Schmidt (Duitsland). Het blijkt dat tussen 1950 en 1964 ongeveer 80%
van alle Nederlandse landmeetkundige studenten praktisch werk in het
buitenland heeft verricht. Dit is verreweg het hoogste percentage van de
16 beschouwde landen, het tweede land in de rangorde is Oost-Duitsland
met 13%.
In de meeste Europese landen heeft het onderwijs bepaalde vaste vormen
gevonden en rapporten daarover vertellen zelden iets nieuws. Daarentegen
zijn de problemen van de opleiding zeer acuut in ontwikkelingslanden en
in landen waar de landmeter naar een statusverbetering streeft, zoals de
Verenigde Staten. Vertegenwoordigers van zulke landen willen graag
discussiëren over deze problemen, en het is jammer dat een gebrek aan
activiteit en organisatie het congres op dit punt waardeloos maakte.
Ir. J. E. Alberda
Commissie 3 (Beroepslitteratuur, Documentatie, Veeltalig woordenboek, Bulle
tin de la F.I.G., Guide to the Literature of Geodesy)
De taak van deze commissie omvat de voortzetting (en uitbreiding) van
het werk der vroegere Commissies I (Technisch woordenboek) en I bis
(Bibliografie). Nadat op de zitting van het Comité Permanent der F.I.G.
te Washington (1963) was besloten de acht commissies die tot dat moment
in de Federatie bestonden te hergroeperen, werd de huidige commissie 3
ingesteld, en belast met de taken die uit haar naam vallen af te leiden. De
voorzitter van Commissie I bis (Prof. M. Odlanicki-Poczobutt uit Krakau,
Polen) werd voorzitter van de nieuwe commissie, terwijl ondergetekende zich
met het secretariaat belast zag.
Vóór het Congres te Rome was aan de leden der F.I.G. een vragenlijst
gestuurd met het doel iets te weten te komen omtrent de stand van zaken
en de opvattingen met betrekking tot de in de benaming der commissie
opgesomde onderwerpen bij de leden der Federatie. Tevens werd de leden
verzocht een afgevaardigde voor de commissie aan te wijzen (ondergetekende
werd door het hoofdbestuur der N.L.F. benoemd tot Nederlands afgevaar
digde). Twaalf van de 24 leden der Federatie stuurden een antwoord in en
benoemden een gedelegeerde. Aan de hand van de ontvangen inlichtingen
werd een rapport opgesteld, dat te Rome basis van discussie was. Duidelijk
bleek dat aan een internationale geodetische documentatie in F.I.G.-kringen
nog weinig behoefte werd gevoeld. Wel bestaat hier en daar een grote natio
nale geodetische documentatie-activiteit, vooral in Oost-Europa. Behalve
de F.I.G.-leden (West)Duitsland en Nederland leveren nog slechts enkele
landen achter het ijzeren gordijn via de „Zentralstelle für Internationale