56
Ook al had hij deze vergissing bemerkt, dan zou nog zijn controle
niet hebben gesloten. Weliswaar is, de nauwkeurigheid van zijn
hoekmeetinstrumenten in aanmerking genomen, de waarde van de
hoek HLV i5°io' uitstekend (in werkelijkheid is ze I5°09'i6"),
maar bij het meten van hoek LHV 6°i2' moet hij zich hebben
vergist. Volgens de gegevens van de R.D. is die hoek 6°33'37".
In zijn berekening komen de resultaten LH 4103,36 roeden
(nr. 6) en LH 4103,21 (nr. 7) prachtig overeen. Als hij geen reken
fouten had gemaakt, zouden ze opvolgend 4107,98 en 4107,87
roeden hebben bedragen. Het is een zeer fraai resultaat dat minder
dan 0,2% afwijkt van de juiste waarde 4115,02 roeden. Gezien de
primitieve hulpmiddelen die Snellius ter beschikking stonden,
kan het als het beste worden beschouwd dat in die tijd bereikbaar
was. Opvallend naar mijn mening zijn de geringe hoekafwij kingen
die in het basesnet optreden. Blijkens kolom 7 is de grootste 4,0'; de
andere zijn veel kleiner.
De gang van de berekening van de zijde Leiden-Den Haag zoals
die uit het werk van Van Musschenbroek blijkt, is op overeen
komstige wijze ingericht als tabel 2. Zie tabel 3. In de kolommen 2
en 3 van die tabel is nu verwezen naar de problema's en bladzijden
van M(agnitudine) T(errae). Evenals dat in E.B. het geval was,
wordt allereerst de afstand LZ bepaald (stap 1). De basis tc 87,05
roeden die daarvoor in 1615 had dienst gedaan, is nu zeer veel langer
en dus zeer veel beter. Haar lengte bd is 475,00 roeden. Ze is gericht
op Voorschoten en, zoals reeds eerder is opgemerkt, door Snellius
in januari 1622 over het ijs gemeten. Ze is met de punten L, Z en V
nog eens afzonderlijk in fig. 4 voorgesteld.
Het resultaat van de berekening LZ 1097,10 roeden mag uit-
LEIOEN
VOORSCHOTEN