68 oplossing juist is. Ze heeft naar mijn mening het voordeel dat de drie met de toenmalige hulpmiddelen goed gemeten hoeken slechts weinig veranderen en dat de lengte van de basis door de nagenoeg gelijke vergrotingsfactor vergelijkbaar is met die van de beide andere. De basis is gelegen in de kadastrale gemeente Zoeterwoudeo ligt in perceel E 76, in perceel E 1706. Ze is met bd afgebeeld in fig. 7. Uit fig. 7 blijkt reeds dat en b zeer dicht bij elkaar liggen. Op de schaal 1 200 is in fig. 9 hun onderlinge ligging nog eens aan gegeven met de richtingen en afstanden naar de torens die voor de bepaling van de beide punten van belang zijn geweest. Het is verleidelijk om aan te nemen dat Snellius bij zijn meting en b samenvallend heeft gekozen. Het uit de coördinaten berekende verschil van bijna zes meter zou dan aan de onnauwkeurigheid van de waarnemingen moeten worden toegeschreven. Van Musschen- broek zegt hierover in zijn werk niets. Toch moet het onwaar schijnlijk worden geacht dat op de uitgestrekte ijsvlakte die in januari-februari 1622 in de driehoek Leiden-Zoeterwoude-Voor- schoten aanwezig moet zijn geweest twee punten slechts door toeval op zó'n korte afstand van elkaar zijn gelegen. Het ligt voor de hand om het punt b uit achterwaartse snij ding te bepalen uit de hoeken die in b zijn gemeten tussen Voor schoten en Leiden en tussen Zoeterwoude en Voorschoten (tabel 3 Fig. 9.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 22