Voorbeeld: absorptie van licht in zwart glas en in inkt. In rook
en troebel water treedt absorptie en verstrooiing op.
Wood [8] geeft veel nadere bijzonderheden over absorptie en
verstrooiing in het algemeen. Middleton [ii] gaat vrij diep in op
deze verschijnselen in de atmosfeer. In het Tijdschrift voor Kadaster
en Landmeetkunde geeft Haarsma [12] een praktische uitwerking
voor de zichtbaarheid van schijnwerpers.
Zoals reeds werd vermeld, hebben absorptie en verstrooiing ge
deeltelijk een gelijk effect:
Indien de afstand tussen zender en ontvanger groot is vergeleken
bij hun afmetingen, veroorzaken zowel verstrooiing als absorptie
een afneming van de ontvangen straling die afkomstig is van de
zender. Op iedere strekkende meter van de lichtweg zal een bepaald
percentage licht (straling) verloren gaan.
In differentiaalvorm:
dF
a dS, (9)
waarin
F de hoeveelheid straling per eenheid van dwarsoppervlak
voorstelt,
S de afstand langs de lichtweg, en
o- de extinctiecoëfficiënt, een maat voor de absorptie plus de
verstrooiing van het medium.
Integratie geeft:
F F0 e~oS. (10)
De extinctiecoëfficiënt a van de lucht hangt vooral af van het aan
tal en de groottes van de aanwezige waterdruppeltjes en andere
deeltjes.
Absorptie en verstrooiing geven beide extinctie (10). Verstrooiing
geeft echter bovendien licht op plaatsen waar het niet hoort. Dit
strooilicht kan zeer hinderlijk zijn: door de bundel van een koplamp
kan men vanuit een auto bijvoorbeeld de kant van de weg niet zien
in zware mist.
In het algemeen geeft verstrooiing contrastvermindering of ver
kleining van de verhouding meetlicht/strooilicht (bij de geodimeter).
Ook geeft verstrooiing een zekere onscherpte.
Verstrooiing en absorptie in de atmosfeer spelen vooral een rol
bij licht en bij infrarood, maar nauwelijks voor radiogolven (af
gezien van de ionosfeer). Alleen de zeer korte radiogolven worden
verzwakt door regen (bijvoorbeeld 8mm-golven en in mindere mate
3cm-golven)
6. Fysische achtergronden van breking en absorptie
Zoals reeds werd aangeduid in 2, ondervindt de voortplanting
82