83 van elektromagnetische golven wel een zekere invloed van deeltjes die veel kleiner zijn dan de golflengte, mits er zeer vele van die deeltjes zijn. Deze invloed is als volgt te beschrijven: De deeltjes nemen een gedeelte van de energie uit het e.m. veld op, dat wil zeggen er ontstaan elektrische stroompjes in de deeltjes of door bewegingen van de deeltjes zelf, welke stromen zelf weer e.m. golven veroorzaken die zich in allerlei richtingen voortplanten. Als resultaat van deze werkingen meet men in een medium met be doelde deeltjes een andere voortplantingssnelheid en een andere absorptie dan in het medium zonder deeltjes. In feite is breking en absorptie altijd te verklaren door „deeltjes" die zich in vacuum bevinden. De deeltjes kunnen zijn: moleculen, kleine koperen schijfjes (zoals worden gebruikt voor lenzen voor decimetergolven), bomen bij kilometergolven, elektronen bij radio golven in de ionosfeer, enz. De eigenschappen van de deeltjes zijn van groot belang voor de brekingsindex (voortplantingssnelheid) en de absorptie in een medium. Speciaal de afhankelijkheid van de frequentie (en dus van de golflengte) is van belang. Voorbeelden: 1. De vrije elektronen in de ionosfeer voeren trillingen uit onder invloed van radiogolven, vooral bij lagere frequenties. Een elektron heeft echter een te grote massa om de zeer snelle lichttrillingen merkbaar te volgen. Radiogolven van 10 kHz tot 30MHz worden zeer sterk beïnvloed door de ionosfeer, centimetergolven onder vinden weinig en licht praktisch geen invloed ([13], [14], [15]). 2. De elektrische asymmetrie van een watermolecuul is zeer groot. Waterdamp in de lucht heeft dan ook een grote invloed op de voort plantingssnelheid van radiogolven. De moleculen zijn echter te traag om lichttrillingen te kunnen volgen, zodat de voortplantings snelheid van licht door de atmosfeer slechts zeer weinig afhankelijk is van de vochtigheid ([15], [16]). 3. Watermoleculen reageren elektrisch zeer sterk op bepaalde fre quenties die overeenkomen met infrarood. Bij deze frequenties treden scherpe absorptiebanden op. Deze selectieve absorptie zou men wellicht kunnen gebruiken om de gemiddelde vochtigheid van de lucht langs een traject te meten, ten behoeve van de radio- afstandmeting. Behalve de eigenschappen van de deeltjes is ook hun aantal van belang. Indien de deeltjes zo dun zijn gezaaid, dat het medium mèt deeltjes slechts weinig verschilt van vacuum, zal men kunnen ver wachten dat de verschillen tussen de eigenschappen van het medium en van vacuum evenredig zijn met het aantal deeltjes per volume eenheid, dwz. evenredig met de dichtheid. Verondersteld wordt dat de deeltjes min of meer homogeen zijn ver deeld in het medium.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 37