85
De hoek <f>, waarbinnen een groot, nader te definiëren gedeelte
van het vermogen wordt uitgezonden, noemt men de bundelbreedte.
Voor de begrenzing van p worden soms genomen de richtingen
waarin de radiusvector ]f 2 maal de maximale waarde heeft. Er
zijn echter ook andere definities in gebruik. Men bedenke hierbij
dat een stralingsdiagram wel kan worden berekend voor een bepaald
model van een antenne, maar dat meting van het diagram meestal
praktisch onmogelijk is. Het begrip bundelbreedte blijft daardoor
voor antennes meestal nogal vaag. Bovendien zegt de bundelbreedte,
hoe ook gedefinieerd, nog lang niet alles over de uitgezonden bundel.
Zo treden er dikwijls „zijlobben" op: maxima in „verkeerde" rich
tingen, die zijn te verklaren als resultaat van buiging en inter
ferentie.
Het begrip bundelbreedte treedt zowel op bij zenders als bij
ontvangers. Voor radiogolven is er zelfs nauwelijks verschil tussen
zend- en ontvangantennesIedere antenne kan zowel zenden als
ontvangen. Als de ontvangoptiek een richtkijker is, kan men het
scheidend vermogen van de kijker opvatten als bundelbreedte.
De zijlobben treden ook hier veelal op, zij zijn te zien als buigings
ringetjes om de afbeelding van een lichtpunt.
De bundelbreedte van een stelsel (antenne of optiek) wordt be
paald door de geometrie en door de buiging. Men kan voor de
bundelbreedte (scheidend vermogen) schrijven (zie [17], 83)
<f> a (n)
d
waarin
<f> de bundelbreedte in radialen voorstelt,
a een factor die afhankelijk is van het stelsel, maar die ten
gevolge van de buiging nooit veel kleiner kan zijn dan één,
X de golflengte, en
d de dwarsafmeting van het systeem in het vlak waarin de
bundelbreedte beschouwd wordt.
N.B.: Hoe groter d, hoe kleiner <f> kan zijn wat betreft de
buiging.
Indien de dwarsafmeting d van een stelsel niet aanmerkelijk groter
is dan de golflengte, kan men beter niet van buiging spreken. In
dit geval is formule (n) dan ook niet zonder meer bruikbaar. Men
kan bijvoorbeeld ook een goed richteffect krijgen met antennes die
kleine dwarsafmetingen hebben, maar vele golflengtes lang zijn.
Een scherp minimum kan men verder krijgen met een raamantenne
of met een ferrietantenne (zie [4], [18]).
Bij schijnwerpers wordt de bundelbreedte gewoonlijk niet be-
Met scheidend vermogen wordt hier bedoeld de kleinste hoek tussen
twee voorwerpspunten die nog gescheiden kunnen worden gezien onder
gunstige omstandigheden.