LANDMEETKUNDE
N. D- HAASBROEK,
Een analyse van Snellius' basesnetten in de omgeving
van Leiden uit de jaren 1615 en 1622
De geodeet met belangstelling voor historisch onderzoek zal zich
mijn artikel „Bij de herdenking van de meting van het eerste
snelliuspunt in 1615" herinneren [1]. Behalve aan het feit dat het
in 1965 350 jaar geleden was dat Snellius, als eerste in de geschiede
nis der landmeetkunde, een punt door achterwaartse snijding be
paalde, heb ik daarin aandacht geschonken aan zijn eveneens uit
1615 daterende basismeting tussen Leiden en Zoeterwoude. Zij
heeft gediend om daaruit de afstand te bepalen van de zijde Leiden
(stadhuis)-Den Haag (Jacobstoren) van zijn driehoeksnet tussen
Alkmaar en Bergen op Zoom, zoals dat is beschreven in zijn in 1617
verschenen „Eratosthenes Batavus".
In dit opstel zal ik alle opvolgende stappen die tot de vaststelling
van de lengte van die driehoekzijde hebben geleid aan een nauw-
keurigheidsonderzoek onderwerpen. Tevens zal er een aantal waar
nemingen in worden geanalyseerd die, na de verschijning van de
EratosthenesB(atavus) door Snellius opnieuw zijn verricht ter
verbetering van zijn werk. Hij had daar nl. fouten in ontdekt toen
hij, ter instructie van zijn studenten, in de omgeving van Leiden
met die studenten metingen verrichtte.
De veranderingen die hij in zijn oorspronkelijke werk heeft aan
gebracht soms waren het verbeteringen, soms echter ook ver
slechteringen waren zeer omvangrijk. Zijn driehoeksnet heeft hij
zelfs met enkele driehoeken in het zuiden tot Mechelen uitgebreid.
In dit opstel zal ik mij beperken tot de bespreking van de nieuwe
bases die hij, om tot een betere lengte van de zijde Leiden-Den Haag
te komen, in de winter van 1622 mat, ook nu weer in de omgeving
van Leiden.
De veranderingen in zijn werk zijn door Snellius nooit gepubli
ceerd en zijn dood op 30 oktober 1626 heeft aan zijn voornemens op
dit gebied een einde gemaakt. In een exemplaar van E.B. dat hij
persoonlijk bezat heeft hij echter op tal van plaatsen in handschrift
de veranderingen aangebracht waarvan hiervoor sprake was en op
zeven plaatsen van het boek, in totaal op 24 ingenaaide bladzijden,
mededelingen gedaan over de uitbreiding die hij aan zijn werk heeft
gegeven. Dit boek is na Snellius' dood verkocht. In 1717 bevond
het zich in een klooster van de Minderbroeders te Leuven. Later
kwam het in het bezit van C. van Bavière te Brussel en uit diens
oud-lector aan de Technische Hogeschool te Delft: