86 grensd door de buiging maar door de afmetingen van de lichtbron (gloeidraad, gasontlading) en de brandpuntsafstand van de optiek (zie figuur 5). In dit geval wordt de bundelbreedte in radialen gegeven door: da!f. (I2) waarin dg de dwarsafmeting van de lichtbron, en de brandpuntsafstand van de optiek is. Van een laser [19] wordt de bundelbreedte dikwijls bepaald door de buiging. Een laser gedraagt zich meer als een antenne, dan als een klassieke lichtbron. De effectieve bundelbreedte over een grote afstand kan ook worden bepaald door ondulatie en verstrooiing in de atmosfeer. Deze begrenzing kan bij het gebruik van een gaslaser op afstanden van tientallen kilometers van belang zijn. 8. Golfvoortplanting langs een ,,duct" Van tijd tot tijd bestaat er in de atmosfeer een wijze van voort planten van elektromagnetische golven, waarbij de golven uit een bepaalde laag van de atmosfeer nauwelijks kunnen ontsnappen. Zo'n laag noemt men een ,,duct". Deze voortplantingswijze komt nogal eens voor bij radiogolven bij zeer rustig weer. Bekend is bij voorbeeld de televisieontvangst over zeer grote afstanden (tot vele duizenden kilometers), die van tijd tot tijd optreedt. In een duet bestaat er een maximum in het dwarsverloop van de brekingsindex. Een zodanig verloop komt niet zelden voor in verticale richting door de gelaagdheid van de lucht. Een lichtstraal (radiostraal) die een niet te grote hoek maakt met de richting van de lagen (90° i in figuur 6), zal door refractie worden omgebogen naar de lucht van maximale brekingsindex, zal door deze laag heenlopen en weer teruggebogen worden, enz. Een en ander kan nader worden berekend met het principe van Fermat of met de brekingswet van Snellius in de vorm: n sin i constant. (4a) Figuur 5 Bundelbreedte van een schijnwerper Gedacht is hierbij aan een vlakke aarde.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 40