50
bibliotheek werd het in 1817 gekocht door de bekende bibliofiel
C. van Hulthem, wiens boekerij in 1837 door de Belgische regering
werd aangekocht. Sindsdien is het aanwezig in de Koninklijke
Bibliotheek te Brussel [2].
De onderafdeling Geodesie van de Technische Hogeschool te
Delft heeft in haar bibliotheek fotografische reprodukties van alle
bladzijden van het boek waarop Snellius aantekeningen heeft
gemaakt en van alle bladzijden die er aan zijn toegevoegd.
Het is eigenaardig dat bij al deze aantekeningen en aanvullingen
geen waarnemingen zijn te vinden die betrekking hebben op het in
1622 gemeten basesnet. Slechts uit een kanttekening op blz. 182
van het boek kan men afleiden dat deze waarnemingen er zijn ge-
Xit Eratosthenis Batavi.
r-r cum urriufque calculi&obfervationum quoque tan»
'7 tus fit confcnfus.dc rcliqui opcris fidedubium nullum
"^p-cuiquam fupcreffe poteft. Scd ad reliqua conficicnda
fccurus deinceps proccdam.
XIIl Problema.
Trimgulum AH, LeitJjHérlemum.
Per problema 6cap. 6. datur yfEdiftantia
inter Hagam Leidam
pvo/dSu.» - JjtM
DoW <tE, b.m
*.£."1 Ai W-lfi
dclfi
£Li*i»r.V £t bv
G LJ.'
'j, inter r^agam <x Leiaam
7* yj> Etjxobfefvatisanguius^i/
L" -Itemqueangulus£,i/
Vnde rcliquus .4/£ datur
'tjaM 1
rW ^Quare f/diftantia intcr Leidam
4I03.
1+7 gr. igfcr.
aogr.4jfcr.
ngr.jjfcr.
Herlemum dabitur 7040 4.
Et latuscxtf diflamiainter Hagam Her.
lemum 10725.7.
Fig. i.
weest. Hij vermeldt daar dat de afstand Leiden-Noordwijk 2370,9
roeden is. Hij ontleent die aan hoofdstuk VI van zijn werk, maar
noch daar, noch ergens anders, is te vinden hoe hij er aan is gekomen.
Bij wijze van curiositeit en omdat deze afstand zo belangrijk is in
hetgeen volgt, geef ik in fig. 1 een reproduktie van de bovenste
helft van deze bladzijde. De bewuste aantekening vindt men links
bovenaan in de marge. Daaronder vermeldt Snellius nog de af
standen Leiden-Haarlem en Haarlem-Noordwijk.
Ongeveer 100 jaar na Snellius' dood zijn zijn aantekeningen in
handen gekomen van Petrus van Musschenbroek (1692-1761),
toen hoogleraar in Utrecht, doch sedert 1740 hoogleraar in de wis
kunde en wijsbegeerte te Leiden. Hij heeft, zoals ik reeds in [3] heb
opgemerkt, Snellius' aantekeningen aan een controle onderwor
pen en er, op grond van eigen waarnemingen weer een groot
aantal veranderingen in aangebracht. Hierop heeft hij nieuwe be-