99
Moeilijker wordt het resultaten uit waarnemingen te vergelijken,
indien deze zijn verricht in de natuur. Onder welke terrein- en klima
tologische omstandigheden is daar gemeten? Hoe is men aan de
berekende uitkomsten gekomen? In het bijzonder bij de optische
lengtemeting levert vergelijking van de resultaten van de verschil
lende onderzoekingen tot onverklaarbare verschillen. Onverklaar
baar, omdat men onbekend is met de hier genoemde ver
schillen bij de waarnemingen. Men heeft de nauwkeurigheid
van zelf-reducerende afstandmeters wel bepaald door hiervoor één
zelfde polygoon te meten. Indien het terrein hellingen in verschil
lende richtingen vertoont, wat is dan de invloed van fouten in het
reductie-mechanisme geweest Hoe groot is de nauwkeurigheid van
de eindpunten der polygoon
Een onaangename bijkomstigheid, waaraan overigens niet veel
te veranderen is, is het feit dat men meestal maar één of twee in
strumenten van een fabrikaat onderzoekt. Het nemen van conclu
sies is dan wel nuttig, maar generaliseren kan leiden tot het geven
van een verkeerde indruk van het instrument. Zo heeft men jaren
lang in de veronderstelling geleefd, dat de Bosshardt-Zeiss (de
Redta) ongevoelig was voor temperatuursinvloedentotdat
G. Bahnert op grond van een uitgebreid onderzoek 2) tot het in
zicht kwam dat het genoemde instrument evenzo gevoelig bleek
te zijn voor temperatuursveranderingen als andere instrumenten.
Nu zal in de meeste gevallen de voor de praktijk gewenste nauw
keurigheid wel betrouwbaar genoeg worden gegeven zodat de gepu
bliceerde uitkomsten, met uitzondering van misschien sporadisch
voorkomende afwijkingen, voor de (toekomstige) gebruikers van
de instrumenten aanvaardbaar zijn.
Voor een vergelijkend onderzoek van instrumenten is het echter
gewenst dat de waarnemingen onder zoveel mogelijk gelijke om
standigheden plaats vinden. Bijzonderheden, zoals bijv. de mate
van ondulatie en de windsterkte, dienen bij de waarnemingen te
worden vermeld. Bovendien moeten de afstanden en de hellingen
(hoogteverschillen) tussen de punten die men bij de waarnemingen
gebruikt met voldoende nauwkeurigheid bekend zijn. D.w.z. dat
de punten eveneens niet gemakkelijk gestoord moeten kunnen
worden. Tot nu toe waren in het Laboratorium voor Geodesie
weinig resultaten bekend uit eigen waarnemingen in de natuur die
voldoende betrouwbaar waren. Het meten van lengten onder een
helling moest altijd met minder gelukkige kunstgrepen worden
uitgevoerd. Studenten die een onderzoek uitvoerden, kozen dan
meestal punten die op verschillende hoogten werden uitgezocht in
de gevel van een flatgebouw.
b W. Grossmann: Der Einsatz optischer Prazisionsdistanzmesser bei
Polygonierungen und Polaraufnahmen. Allg. Vermess.-Nachrichten 1957.
2) Untersuchungen des Einflusses des Beobachters, der Temperatur und
des Zustandes der Atmosphare auf die optische Prazisionsdistanzmessung.
Dissertatie 1962.