c. Natransformatie van de overige punten. De door de Zebra
geleverde ponsband met de resultaten van Anblok wordt nu inge
voerd in de Elliott en per model worden de transformatieconstanten
bepaald; hiermede worden nu, na inlezen van de bij de meting ont
stane ponsbanden, alle punten in R.D.-coördinaten berekend. De
uitvoer bestaat nu niet uit ponsband maar uit ponskaarten; deze
bevatten puntnummer, coördinaten en fotonummer.
Het aantal ponskaarten per punt is nu gelijk aan het aantal
modellen waarin dat punt voorkomt. De uit verschillende modellen
afkomstige coördinaten zullen in het algemeen niet aan elkaar gelijk
zijn en moeten nu nog worden gemiddeld.
Daartoe worden alle kaarten eerst in numerieke volgorde gezet
met behulp van een sorteermachine Bull D3 of D4.
Vervolgens worden de kaarten in de computer ingevoerd en vindt
de middeling plaats met inachtneming van een tolerans. De uitvoer
is weer in de vorm van ponskaarten. Het aantal hiervan blijft gelijk;
kwam een punt in bijv. vier modellen voor, dan ontstaan er ook vier
ponskaarten, maar nu met identieke coördinaten.
Tijdens het middelingsprogramma worden nog enkele andere be
werkingen verricht:
1. In elke ponskaart wordt de naam van het object geponst.
2. Paspuntscoördinaten worden gelijk gemaakt aan de terrestrisch
bepaalde waarden.
3. Blokvereffeningsnummers worden gewijzigd in de oorspronkelijke
nummers met behulp van een op de telex vervaardigde verwij
zingsband.
De definitieve ponskaarten worden automatisch in twee groepen
verdeeld. Groep I omvat één exemplaar van de punten waarvan
de coördinaten zijn gemiddeld en alle exemplaren van de overige
puntenonder andere zijn dit de punten waarbij de tolerans is over
schreden. Groep II omvat de overige kaarten, dwz. de dubbele
exemplaren.
Alle ponskaarten worden nu door een zogenaamde vertolker
(type Buil) gevoerd, die de geponste gegevens uitschrijft aan de
bovenrand van de ponskaart (fig. 4). De punten waarbij de tolerans
is overschreden, worden nu door de F.D. nader onderzochteven
tuele verbeteringen (bijv. wijziging van een puntnummer) worden
aangebracht door het maken van nieuwe ponskaarten met de
I.B.M. 026.
Indien gewenst, kunnen nu ook coördinatenlijsten worden ver
vaardigd de ponskaarten van groep I worden dan verwerkt in een
Univac 1004 (regeldrukker).
d. Aanleggen van de kaarteer bladen. De kaarteerbladindeling
valt samen met de foto-indeling. Daar in de ponskaarten ook het
fotonummer voorkomt, is een automatische selectie van de voor een
134