I4i vermenigvuldigd met een factor die afhankelijk is van de schaal van de ontschrankte foto's. Vervolgens worden ze met behulp van een stangpasser uitgezet op een vel papier dat dienst zal doen als inpasblad. Een van de diagonalen dient hierbij als controle mogelijkheid. De vier markante punten worden in de foto met behulp van een markeerapparaat doorboord en met een handboortje (<f>=0,2 mm) opgehoord. Het ontschranken geschiedt nu door de vier geprojecteerde lichtvlekjes afkomstig van de doorgeboorde punten, te laten samenvallen met de uitgezette punten, hetgeen wordt bereikt door op systematische wijze veranderingen aan te brengen aan de oriënteringselementen van het ontschrankingsinstrument. Ten slotte wordt het ontschrankte fotobeeld vastgelegd op fotografisch papier. Deze werkwijze levert uiteraard geen nauwkeurige resultaten op; afwijkingen van 1 a 2 mm kunnen in de ontschrankte foto's voor komen, waarbij moet worden opgemerkt dat ook het fotopapier als gevolg van het ontwikkelingsproces van maat verandert. Voor het doel waarvoor deze ontschrankingen dienst doen, zijn ze echter voldoende nauwkeurig gebleken. 2.2. De enkelbeeldfotogrammetrie als middel tot kaartvervaardiging 2.2.1. Inpaspunten In tegenstelling met de zoëven besproken werkwijze dient aan het ontschranken de hoogste eisen qua nauwkeurigheid te worden gesteld, indien kaartvervaardiging de opzet is. Dit betreft niet alleen het eigenlijke ontschrankingswerk doch ook de voorberei dingen hiertoe (o.a. de keuze van de inpaspunten, de nauwkeurig heid van de coördinatenbepaling) alsmede de afwerking (o.a. de montage van de ontschrankte foto's tot fotokaarten). Aan de keuze van de inpaspunten uit de beschikbare hoeveelheid in RD-coördinaten bekende punten wordt veel aandacht besteed. Hierbij laat men zich leiden door de volgende overwegingen: a. De coördinatenbepaling van de inpaspunten behoort met een nauwkeurigheid te zijn uitgevoerd, die gelijkwaardig is aan de nauwkeurigheid waarmee de coördinaten van inpaspunten ten behoeve van de stereoscopische uittekening worden be paald. De coördinaten van de inpaspunten worden dan ook op dezelfde wijze bepaald als bij de beeldenpaarfotogrammetrie het geval is nl. via de gebruikelijke weg van de ruimte- of analytische triangulatie en de blokvereffening. b. De inpaspunten moeten op de foto's markant afsteken ten opzichte van hun omgeving. In gedeelten van de foto's waar de beeldkwaliteit te wensen overlaat en waar de schijven slecht zichtbaar zijn, loont het de moeite door middel van stereosco pische puntsoverdracht extra punten in de fotografische laag aan te brengen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 27