de nieuwe bladindeling rekening te worden gehouden. De betekenis van de montagepunten zal later worden toegelicht. 2.2.2. De eigenlijke ontschranking De aan de hand van de bovengenoemde richtlijnen uitgekozen inpaspunten worden per foto gekaarteerd op gewapend papier of een andere maatvaste tekeningdrager, waarbij gebruik wordt gemaakt van een coördinatograaf. Dit kaarteren geschiedt op de schaal van de te vervaardigen kaart (doorgaans i 2000). De kaartering zal bij de ontschrankingswerkzaamheden dienst doen om het ontschrankingsinstrument te kunnen instellen. In plaats van de negatieven wordt bij het ontschranken gebruik gemaakt van de diapositieven. Dit heeft als voordeel dat de witte schijven ook als witte vlekjes worden geprojecteerd op de tafel, waarop het inpasblad ligthierdoor is een nauwkeurige centrering van de zwarte stipjes van de gekaarteerde punten in de lichtvlekjes mogelijk. Het ontschranken geschiedt door in eerste aanleg met ingescha kelde automatische vluchtpuntsbesturing een globale inpassing te bewerkstelligen, zodanig dat de afwijkingen nog slechts 0,2 a 0,5 mm bedragen. Vervolgens wordt door het omzetten van een schakelaar in het rekenapparaat de automatische vluchtpuntsbesturing uit geschakeld, waarna de resterende afwijkingen zo goed mogelijk onder andere met de handbediende vluchtpuntsbesturing worden weggenomen. De operateur slaagt er in de meeste gevallen in de restafwijkingen binnen de 0,2 mm te houden. In het bijzonder de handbediening van de vluchtpuntsbesturing vereist veel ervaring om deze nauwkeurigheid te kunnen bereiken. Afhankelijk van het af te leveren product wordt nu het inpasblad vervangen door maatvaste halftoonfilm of fotogevoelig stabilene. Het laatste materiaal is opgebouwd uit een maatvaste polyester tekeningdrager waarop een graveerlaag en een foto- gevoelige laag zijn aangebracht. Dit materiaal wordt in het ont- schrankingsstadium gebruikt, indien de ontschrankte foto's het eindproduct vormen. Ligt het echter in de bedoeling fotokaarten te vervaardigen dan worden de ontschrankte foto's tijdens de montage afgesneden, afhankelijk van hun ligging ten opzichte van de randen van de fotokaarten. Hiertoe leent zich de halftoonfilm veel beter dan het stabilene. Bij het fotograferen van het ontschrankte fotobeeld dient er voor te worden gezorgd dat de afstand van het gevoelig materiaal tot het projectie-centrum gelijk is aan die van het inpasblad tot dit centrum. De film of het stabilene mag dus niet zonder meer op de tafel worden gelegd. Het gevoelig materiaal wordt tijdens het fotograferen vlak gehouden door het te bedekken met een glasplaat. Vanzelfsprekend wordt de glasplaat ook gebruikt bij de inpassing. 143

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 29