147 die niet bij de inpassing waren gebruikt grotere afwijkingen ver toonden. Deze konden echter op enige uitzonderingen na, alle worden verklaard. In de regel waren ze te wijten aan onjuiste identificatie van de schijven in het plaatselijk vage fotobeeld; ook traden er wel puntverwisselingen op. Deze punten met grove afwijkingen zijn vervolgens uit de transformaties verwijderd, waarna opnieuw overbepaald werd aan gesloten aan een nu „gezuiverd" puntenveld. Naar aanleiding van slechte transformatieresultaten bleek het noodzakelijk te zijn enige foto's opnieuw te ontschranken. De hierdoor ontstane tweede groep ontschrankingen zijn op dezelfde wijze behandeld als de eerste groep. De resultaten van de overbepaalde gelijkvormigheidstransforma- ties zijn vermeld in tabel i. In de eerste kolom zijn de fotonummers gegeven. De tweede, derde en vierde kolom bevatten respectievelijk het oorspronkelijk aantal aansluitingspunten, het „gezuiverde" aantal en het aantal verwor pen aansluitingspunten per foto. De uit de transformaties berekende vergrotingsfactoren zijn in kolom 5 vermeld, terwijl uit de reeds eer der genoemde afwijkingen (de u'sendew's) de standaardafwijkingen mx en my zijn berekend en in de kolommen 6 en 7 genoteerd. Kolom 8 bevat per foto de absolute waarde van de grootste berekende v of w. Deze grote afwijkingen moeten worden toegeschreven aan de als gevolg van hoogteverschillen in het terrein veroorzaakte ver schuivingen. Ze kwamen nl. voor bij punten die op dijken en op taluds waren gelegen. Kolom 9 vermeldt tenslotte de absolute waarde van de grootste afwijking per foto van de getransformeerde ruitpunten ten opzichte van hun juiste coördinaten. Uit de in het algemeen grote getallen blijkt dat het ruitennet in de meeste gevallen niet op de juiste wijze ten opzichte van het puntenveld is georiënteerd. De oorzaak van dit euvel moet worden gezocht in de verschuiving van het inpasblad ten opzichte van de glazen ruiten plaat tijdens de ontschranking. Hoewel dit ten tijde van de werk zaamheden bekend was en er zorgvuldig voor werd gewaakt dat deze verschuiving niet zou optreden, zijn de resultaten hiervan toch niet bevredigend. In de ergste gevallen zijn op de ontschrankte foto's met behulp van de coördinatograaf verbeterde ruitennetten aangebracht. Desondanks moet deze ruitlijnenmisere verantwoor delijk worden gesteld voor een groot gedeelte van de in 2.3. ge noemde lacunes in de aansluitingen van aangrenzende foto's. Dit is dan ook de hoofdreden geweest, dat later geen ontschrankte foto's meer werden geproduceerd, doch fotokaarten. Het is gebleken dat de aansluitingen hierdoor aanmerkelijk zijn verbeterd. 3. Cartografische ontschranking Het komt in de kadastrale praktijk nog wel eens voor dat men genoodzaakt is te werken met oude plans. Het kaarteren in dergelijke

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 33