i5o ondergaan dan de verticale zijden, dwz. ze zijn relatief te lang of te kort geworden. Het ontschranken komt neer op de omgekeerde gedachtengang. De lengteschranking kan grotendeels worden geëlimineerd door het origineel (de vervormde kaart) in de origineelhouder excentrisch ten opzichte van het midden te plaatsen en deze te draaien. De bedragen van excentriciteit en draaiing kunnen nadat de vervormde figuur is opgemeten en er aan deze meting zekere grootheden zijn ontleend, uit tabellen worden bepaald. Men vervaardigt nu een tussenopname waarin de lengteschranking voor het grootste gedeelte en de hoekschranking voor een klein gedeelte is weggenomen. Deze tussenopname wordt op zijn beurt in de origineelhouder geplaatst waarna de camera weer wordt ingesteld en de ontschrankte figuur (de oorspronkelijke gedaante) wordt verkregen. In beide opnamen kunnen eventueel ook ver grotingen of verkleiningen worden verwerkt. Is er sprake van een zeer grote lengteschranking dan kan het in verband met de instrumenteel toelaatbare excentriciteit nood zakelijk zijn zelfs drie opnamen te maken. Wiskundig gezien wordt de affiene transformatie (lengte-ont- schranking) optisch gerealiseerd door twee of drie projectieve transformaties. Heeft men geluk dan bestaat er een projectief verband tussen de vervormde figuur en de oorspronkelijke figuur; in dat geval kan met één opname worden volstaan. Bovenstaande beschouwingen gelden ook voor andere dan raamkaarten. Een vereiste is dan wel dat de kaart is voorzien van een ruitennet dat dan dezelfde functie vervult als het raam van de raamkaarten. Een voorbeeld hiervan is de kadastrale kaart. 3.2. Willekeurige figuren Heeft men geen raamkaarten of is het ruitennet te onbetrouwbaar om als basis voor de cartografische ontschranking te dienen, dan kan de kaart worden ontschrankt aan de hand van een viertal punten die men zo goed mogelijk kaarteert in de vervormde figuratie en waarvan de onderlinge juiste ligging bekend is door bijv. co- ordinatenverschillen. De situatie vertoont dan veel overeenkomst met de fotogrammetrische ontschranking. De methode-Klimsch is dan niet meer bruikbaar, aangezien deze is gebaseerd op regel matige figuren. De oplossing van het probleem kan dan op de volgende wijze worden gevonden. De vervormde kaart wordt in de reproduktiecamera verkleind tot een zodanig formaat dat de verkleining in de negatiefhouder van het ontschrankingsinstrument kan worden gelegd. Tegelijker tijd met de verkleining kan ook een globale lengte-ontschranking worden toegepast. Het is nu de kunst de lengte-ontschranking zodanig aan te brengen dat de verkleining in het ontschrankings instrument in één opname in de juiste gedaante, weliswaar op

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 36