164 terwijl tevens aan de forumtafel de inleiders van 's ochtends zitting nemen. Het forum heeft tot taak te reageren op de gehouden inleidingen en ophel dering te verschaffen ter zake van de onderwerpen die in het kader van de algemene discussie uit de vergadering naar voren worden gebracht. In verband met de beschikbare tijd kan het forum niet op alle door de inleiders te berde gebrachte punten ingaan. Het is gedwongen een keuze te maken. Voordat nader wordt ingegaan op de gekozen punten, maakt Prof. Beek huis ook namens de andere drie forumleden zijn compliment over de voor treffelijke inleidingen. De wenselijkheid van een pachtregistratie Naar aanleiding van de opmerking van Prof. De Haan, dat de Staats commissie te gemakkelijk over de pachtregistratie is heengestapt, terwijl in het nieuwe B.W. de registratie van rechten op onroerende goederen wordt uitgebreid, stelt Prof. Beekhuis dat de Commissie zich gebaseerd heeft op het bestaande B.W. Dit geeft geen mogelijkheid tot invoering van een dergelijke registratie. Het lag niet in de bedoeling dat de Kadasterwet tegelijk met het nieuwe B.W. in werking zou treden, maar naar gehoopt weid, eerder. Hij is van mening dat aan een pachtregistratie met het oog op de bescherming van derden te goedertrouw weinig behoefte bestaat, daar deze zich op een gemakkelijke wijze buiten de registers om op de hoogte kunnen stellen van een eventueel bestaande pacht. Zelfs wanneer een eis tot pachtregistratie bestaat, zullen derden in een pachtconflict niet met vrucht een beroep kunnen doen op het niet geregistreerd zijn van die pacht. Zij hadden dan immers door een eenvoudig onderzoek de bestaande pacht- situatie kunnen kennen. Overigens merkt hij op dat de opmerking die de Staatscommissie heeft geplaatst omtrent de pachtregistratie niet betekent dat het ontwerp-Kadasterwet een eventuele registratie onmogelijk zou maken. In dit verband wordt verwezen naar artikel 7 van het ontwerp. Volgens Prof. Van Opstall behoorde het niet tot de taak van de Staats commissie in te grijpen in de rechtsgevolgen van de pachtovereenkomst, zoals die uit de bestaande wet voortvloeien. Het was dus uitgesloten dat de Commissie zou voorstellen dat de pacht ongeldig is wanneer die niet in de openbare registers is gepubliceerd. Ook het voorschrift dat tot strekking zou hebben dat een niet gepubliceerde pachtovereenkomst niet aan derden zou kunnen worden tegengeworpen, past niet in het bestaande pachtstelsel. Dit verleent immers rechtskracht aan mondelinge pachtovereenkomsten, ook tegenover derden. Prof. De Haan antwoordt dat hij het juiste nut van de pachtregistratie voornamelijk zoekt op publiekrechtelijk terrein zonder evenwel het privaat rechtelijk aspect uit het oog te verliezen. Wanneer men een begin wil maken met pachtregistratie, dient te worden uitgegaan van het privaatrecht, daar toch de pacht een privaatrechtelijke overeenkomst is. Gestart zou kunnen worden met derden te goeder trouw in het rechtsverkeer in bescherming te nemen, zonder al dadelijk met een volledige pachtregistratie te komen. Hij is van mening dat wanneer deze privaatrechtelijke start is gemaakt met de registratie, de gelegenheid moet worden aangegrepen om deze publiek rechtelijk uit te bouwen, zodanig dat men komt tot een zo compleet mogelijke pachtregistratie bij het kadaster. Dat dit altijd een onvolledige registratie zou blijven, die niet vergelijkbaar is met de complete registratie van zake lijke rechten, wordt bepaald betwist. De registratie van deze rechten vertoont ook grote gebreken, waarvoor slechts wordt verwezen naar die der erfdienstbaarheden. Over een pacht registratie hoeft men niet pessimistisch te zijn, daar zich thans reeds twee organen hiermee bezighouden t.w. de Grondkamer en het Centraal Bureau voor de Statistiek (C.B.S.). Bij de Grondkamers vindt de boeking van de pacht plaats op het subject. De Grondkamers doen aan het C.B.S. mede deling van de subjecten, objecten en voornaamste pachtvoorwaarden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 50