i65 Wanneer het C.B.S. voor geheel Nederland behoorlijke gegevens kan verstrekken omtrent de pacht, moet het toch ook mogelijk zijn, dat het kadaster tot een dergelijke registratie kan komen. Over de pacht verlenging merkt de spreker op dat verreweg de meeste pachtovereenkomsten voor de wettige duur zijn gesloten. Krachtens de wet kunnen die automatisch worden verlengd. Deze wettelijke verlenging ligt als het ware in iedere pachtover eenkomst opgesloten. Een afzonderlijke registratie van deze automatische verlenging acht hij onmogelijk. Men zou ervan uit kunnen gaan, dat wanneer een pachtovereenkomst is geregistreerd, verondersteld wordt dat deze voortduurt, tenzij het tegendeel blijkt. Spreker is het ten dele eens met Prof. Beekhuis, dat men zich buiten de registers om gemakkelijk op de hoogte kan stellen van een bestaande pacht, ofschoon dit bij los land moeilijker is dan bij boerderijen. Dit geldt evenwel niet voor de pachtvoorwaarden, dus de inhoud van de overeenkomst. Vooral bij koop kunnen deze grote moeilijkheden met zich meebrengen. De koper is aan de pachtvoorwaarden gebonden en kan zich niet beroepen op de goede trouw. Bij het bestaan van een pachtregistratie, die een bescherming van de derde te goeder trouw inhoudt, zou de koper zich, als hij kan aantonen dat op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst de pacht niet was geregistreerd, op de goede trouw kunnen beroepen, tenzij zou blijken dat hij met het bestaan en de inhoud van de pachtovereenkomst op de hoogte had kunnen zijn. Maar dit bewijs is aan de pachter. Prof. De Haan stelt vast dat ofschoon de Pachtwet mondelinge pacht erkent, zij bewust streeft naar schriftelijke contracten. In dit verband wijst hij op de regeling van het voorkeursrecht dat slechts aan de pachter toekomt, die een schriftelijke overeenkomst is aangegaan en deze heeft laten goedkeu ren door de Grondkamer. Het negatieve stelsel Prof. Van Opstall merkt naar aanleiding van hetgeen Prof. De Haan hierover naar voren heeft gebracht op dat de Staatscommissie zich niet tot taak heeft gesteld een handboek over zakenrecht te schrijven, waarin het verschil tussen het zuiver negatieve stelsel en het zuiver positieve stelsel nader wordt belicht. Ze heeft getracht een globale beschrijving te geven van het thans in Nederland vigerende negatieve stelsel, zoals dat ook zal blijven voortbestaan bij de invoering van de Kadasterwet. Hij erkent dat het in dit verband niet in de eerste plaats gaat om bewijskracht, maar om materieel recht. Overigens overschat Prof. De Haan de dwingende bewijs kracht in de openbare registers. Deze is immers slechts beperkt tot partijen en hun rechtverkrijgenden. De in de openbare registers gepubliceerde akte kan nooit tegenover derden bewijzen dat degene die volgens dit stuk ver vreemdde ook werkelijk beschikkingsbevoegd was. Hij wijst op de vrije bewijskracht, die de overschrijving zou kunnen geven. Deze zou kunnen berusten op de ervaringsregel dat de notaris, alvorens hij een akte opstelt, een nauwgezet onderzoek instelt naar de beschikkingsbevoegdheid. Zoals reeds eerder is opgemerkt gaat het hier om materieel recht, dat inhoudt dat men zonder overschrijving geen eigendom door levering heeft verkregen, terwijl krachtens artikel 1910 B.W. o.m. niet uit de overschrijving blijkende ontbindende voorwaarden bij hun vervulling aan derden te goeder trouw niet mogen worden tegengeworpen. Prof. De Haan repliceert dat hij heeft willen aantonen dat de openbare registers wel degelijk bewijskracht hebben, vooral nu op de afschriften die voor de overschrijving zijn bestemd door de notaris de verklaring van eens luidendheid met de originele akte wordt gesteld. Hierdoor is een stevige band gelegd tussen het overgeschrevene en het origineel dat zich bij de notaris bevindt. Naar aanleiding van hetgeen Prof. Van Opstall heeft ge steld ten aanzien van dwingende bewijskracht voor partijen en hun recht verkrijgenden, merkt spreker op dat nu juist deze rechtverkrijgenden de belangrijkste categorie derden vormen in het rechtsverkeer in onroerend

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1966 | | pagina 51