i68
De heer Witvliet is van oordeel, dat indien de inleidingen reeds vóór
deze bijeenkomst waren rondgezonden veel tijd zou zijn bespaard bij de
behandeling van detailpunten. Volgens hem had de vereniging waarin de
middelbare landmeetkundigen zijn ondergebracht, ook moeten worden
uitgenodigd. Vervolgens merkt hij op dat hij in het rapport een vergelijking
van buitenlandse kadasterstelsels heeft gemist. Hij hoopt dat de in te stellen
studiedienst of kadasterraad tot een dergelijke vergelijking zal geraken.
Geattendeerd wordt daarna op tal van leemten in het rapport, zoals het
niet vermelden van de belangrijke Belemmeringen wet Privaatrecht en de
betekenis van het kadaster voor de mijnwetgeving. Tenslotte vestigt hij de
aandacht op het invoeren van een leidingenkadaster.
Prof. Van der Weele repliceert dat het door tijdgebrek niet mogelijk
was de inleidingen van te voren rond te zenden. Voor deze bijeenkomst zijn
die verenigingen uitgenodigd, waarvan verondersteld kan worden dat hun
interesse in grote mate uitgaat naar de juridische aspecten van het rapport.
Hij gelooft niet, dat deze interesse bij de meeste middelbare landmeet
kundigen in die mate aanwezig is. Bovendien was het ook wegens de beschik
bare vergaderruimte niet mogelijk nog meer verenigingen uit te nodigen.
De heer Meelker stelt nog dat de Commissie zich ervan bewust is geweest
dat er verschillende punten niet zijn behandeld en vermeld. Zij heeft getracht
slechts de hoofdlijnen aan te geven om te komen tot een ontwerp van wet.
Dit ontwerp werd als primair belang gezien. Bovendien heeft nog de over
weging gegolden dat de desbetreffende onderwerpen tot die categorie
behoren, welke ter behandeling ter tafel kan komen bij de kadasterwet.
De heer Nakken spreekt een woord van hulde uit voor het werk dat door
de Staatscommissie is verricht. Dit wil evenwel niet zeggen, dat hij het op
alle punten met deze Commissie eens is. Hij constateert dat het mogelijk
wordt de verhouding tussen burgerlijk recht en niet-burgerlijk recht vast
te stellen. Het privaatrechtelijk netwerk dat behoort bij het onroerend goed
wordt steeds meer vervangen door een publiekrechtelijk. Hij merkt op dat
bij botsing tussen beide netwerken of systemen het privaatrecht in toene
mende mate het onderspit zal delven. Het privaatrechtelijk begrip onroerend
goed maakt geleidelijk plaats voor het publiekrechtelijk begrip kadastraal
perceel.
Prof. Van Opstall stelt naar aanleiding hiervan dat het de bedoeling is
om het kadaster dat thans haar basis vindt in de wet op de grondbelasting,
een nieuwe wettelijke grondslag te geven. Hierdoor zal de kadastrale regi-
stratie beter de privaatrechtelijke toestand kunnen weergeven.
De voorgestelde administratiefrechtelijke procedure heeft juist het doel
privaatrechtelijke onjuistheden zoveel mogelijk weg te werken. Het civiele
recht en het administratieve moeten niet te zeer gescheiden worden gezien.
Het een vult het ander aan.
Prof. Witt hoopt dat het ontwerp van wet zo spoedig mogelijk wet zal
worden Hij is verbaasd dat men spreekt van pachtregistratie en leidingen-
kadaster Volgens hem zou het beter zijn de aanduiding leidingenregistratie
en pachtkadaster te bezigen. Het doel van een leidingenregistratie is onge-
lukken en schade te voorkomen. Voor wat betreft dit laatste, komt dit in de
praktijk neer op betaling door de consument. Hij die in opdracht leidingen
legt verzekert zich tegen eventuele schade. De premies van deze verzeke
ringen worden doorberekend aan de aanbesteders, die deze op hun beurt
weer verhalen op de consument. Voor de directe schade die de consument
lijdt, ontvangt deze geen enkele vergoeding, daar de desbetreffende nuts
bedrijven aansprakelijkheid hiervoor uitsluiten. Volgens spreker rust op de
overheid de plicht maatregelen te treffen om deze schade zoveel mogelijk
te beperken. Een van die maatregelen is het inrichten van een behoorlijke
leidingenregistratie. Deze dient wegens de uniformiteit bij de centrale
Rijksdienst plaats te vinden. Het overlaten aan lagere organen zal tot een
grote chaos leiden. Tenslotte stelt hij voor artikel 2 of 3 van het ontwerp
van wet zodanig te wijzigen dat de minister op advies van de kadasterraad,