171
Waar het nodig is komt de formule ter sprake, zoals in de heldere uiteen
zetting over de kleinst mogelijke en de gebruikelijke afstand tussen hoogte
lijnen in topografische kaarten. Het gehele werk is van deze geïnspireerde,
tegen de vaagheid en tegen de ongefundeerdheid strijdende toon doortrokken.
Daarmee komen we op de
c. Ideële kwaliteiten
Deze komen vooral in hoofdstuk 14 „Das Zusammenspiel der Elemente"
goed tot uitdrukking. Wie dit nog niet wist, kan hier de „belijdenis" van
Imhof ten opzichte van de menselijke creativiteit in de cartografie vernemen.
Scherp wordt het wezen van de grafische voorstelling tegenover de natuur
lijke gesteld: „Die Linie ist eine Erfindung des menschlichen Geistes, eine
Fiktion". Schrijvende over de duizenden „verworrene" kaarten die in de loop
der jaren gemaakt zijn stelt de schrijver dat alle moeite daaraan besteed
nutteloos is, omdat de coördinering der op zichzelf zorgvuldig uigevoerde
details ontbreekt. „Das man dies bisher nicht genügend erkannt und betont
hat ist heute schwer verstandlich" (blz. 364). Schr. wijst voorts op de nood
zaak (ook bij topografische d.m.v. luchtfotogrammetrie vervaardigde
kaarten) de vormgeving van te voren in één hand te leggen, want „viele
Köche verderben den Brei". De afstemming van de kaartinhoud op zijn
functie en vooral op zijn esthetisch uiterlijk wordt hier met exacte argumenten
beklemtoond. Kartographie ist die Kunst des Masshaltens" (blz. 366).
Daarnaast is er uiteraard de belijdenis van de kunstenaar die in de natuur
zijn leermeester ziet. Imhof gaat op de dualiteit objectief-subjectief bij de
vergelijking van natuur-indruk en cartografische weergave uitvoerig in.
Hij laat ook de verhouding luchtfotobeeld-kaart tot uitdrukking komen.
Het verticale luchtfoto-beeld komt herhaaldelijk ter sprake, zelfs de kleuren
foto. Hij prijst de kleuren-luchtfoto's als de ideale uitbeelding van details
voor topografische kaarten op grote schaal en stelt dat voor kleinere schalen
het algemene karakter van de kleur met die welke vanaf grote hoogte gezien
wordt, overeen dient te komen. Maar hij onderschat de mogelijkheden van
de nieuwste ontwikkelingen wanneer hij zegt: „Die Grossraume aber, die den
Darstellungen in Karten sehr kleiner Massstabe entsprechen, lassen sich
in der Natur nicht überblicken" (blz. 332). Want de kleurenfoto's, vanuit
satellieten genomen, tonen juist wél de mogelijkheid van het tegenover
gestelde aan. Wie de kleurenfoto's vanuit de Gemini VII genomen beziet
(Paris Match van 22 jan. 1966) zal van de betekenis van deze foto's voor de
kleurenweergave op atlaskaarten overtuigd worden.
Hoogst belangrijk zijn de hoofdstukken over de natuurlijke en de sym
bolische kleuren, omdat we daaruit de achtergrond van de door Imhof
toegepaste technieken en stijlen kunnen vernemen. We voelen er de worste
ling van de kunstenaar met zijn onderwerp in „Der Kartograph kann nie
ganz an die Natur herankommen, er hat bei seinen Bemühungen um Verein-
fachung stets Kompromisse einzugehen
d. Grafische kwaliteiten
Omdat de verbale vorm ten enenmale tekort schiet om de illustratieve
kwaliteiten van dit boek te bespreken wordt hier volstaan met één enkel
kenschetsend bijvoeglijk naamwoord: Weergaloos.
De bouw van het omvangrijke werk is logisch en harmonischna de
behandeling van fundamentele begrippen, waaronder de kleurenleer, komt
het hoofdonderwerpde hoogte voorstelling. Vanaf de hoogtelijn, via de
plastisch versterkte hoogtelijn wordt de schaduw van oppervlakte-lichamen
bereikt. Daarop volgt de toepassing in terreinobjecten. Steeds weer wordt
de lezer voorgehouden dat hij niet met de nieuwe vindingen te maken heeft,
maar dat de cartografie al op een lange geschiedenis kan wijzen. Zo bijv.:
„Die schatten-plastisch verstarkte Hohenkurve ist schon recht alt (1865,
Schw. Alpenclub). Trotzdem wird sie alle paar Jahre da und dort wiederum
entdeckt und als kartographische Neuheit gepriesen."